maandag 30 augustus 2010

Zuid Afrika 1996 (36)

Avondje stappen in Wattville

Het is donker als ik samen met Ewoud in Wattville arriveer. Er is geen straatverlichting en op mijn gevoel rij ik richting het huis van Vincent. We parkeren de auto naast het huis. De anderen zijn vrijwel gelijk gearriveerd. Vincent heeft ons uitgenodigd voor een braai en achter het eenvoudige “matchbox-house” liggen de kippeboutjes al te sudderen op de barbecue. Binnen staat de televisie te blêren en kinderen lopen af en aan. In de keuken is Nelly, de vrouw van Vincent, druk in de weer met de salades. Even later verschijnt Musa, een van de bestuurders van de woningcorporatie en hoofd van een school in een naburige township. Ik begeleid het voorstelrondje. Peter van Planact is er, een Zuidafrikaan van Italiaanse komaf. Twee studenten van de Academie van Bouwkunst uit Rotterdam, Ewoud en Ronald, waarvan de laatste een Nederlander van Zuid-afrikaanse komaf. En verder zijn Arie en ik aanwezig. Musa is van mening dat, nu we in de township zijn, ook andere namen moeten hebben. Plechtig herdoopt hij ons. Ik krijg de naam “Jabulani”, hetgeen betekent “Hij die vreugde verkondigd”. Arie wordt herdoopt tot “Vusumuzi”, ofwel “degene die het huis optilt”. Dit is een naam die vaak wordt gegeven aan de eerstgeboren zoon, omdat deze de naam van de familie hoog moet houden. Later op de avond zullen ook de anderen worden herdoopt. Ewoud krijgt de naam “Mandla” (kracht), Ronald wordt “Thabo” (vreugde) gedoopt en Peter krijgt de naam “Musa” (hij die vrede brengt).
Het eten is klaar. Er is een grote pan met “pap” (maïsmeel), verder salades en veel vlees. De bedoeling is om met je handen de pap te kneden tot een soort lepel en daarmee het andere voedsel op te scheppen. Het smaakt voortreffelijk. Ondertussen loopt het kleinzoontje van Vincent druk om ons heen en heeft met name grote belangstelling voor de ritsen in mijn jas.
Na het eten besluiten we naar een van de shebeens te gaan. Dit zijn illegale cafés, gevestigd in gewone woonhuizen in de township. We lopen de huiskamer binnen. Aan de keukentafel zitten drie mannen bier te drinken. Wij nemen plaats op de bank en enkele plastic krukjes rondom de televisie. Vincent haalt grote flessen bier. De aanwezigen kijken ons eerst wat verbaast aan, maar al snel worden we geaccepteerd. Musa heeft het hoogste woord, mede dankzij de aardige hoeveelheid Brandy die hij al heeft gedronken. Na een uurtje kondigt hij aan dat hij naar huis gaat. Dat zal hij komende uur nog drie keer doen, waarbij we elke keer zijn hand schudden. Uiteindelijk vertrekt hij, om twee minuten later weer binnen te staan.
We lopen naar de volgende shebeen, slechts enkele huizen verder. Deze lijkt meer op een echte kroeg. Er zitten wat mensen aan tafeltjes en er is een bar. De muziek staat hard en er wordt voornamelijk soulmuziek gedraaid. Enkele mensen dansen op de vierkante meter. We worden hartelijk begroet en moeten vele handen schudden. We zijn snel aan de praat. Een man neemt me kwalijk dat ik binnen ben gekomen, omdat hij nu niet meer de langste man in de kroeg is. Ik verontschuldig mezelf en wijs als verklaring op de dikke zolen onder mijn schoenen. Iedereen wil met ons praten en na afloop van elk gesprek worden er weer handen geschud. Een van mijn gesprekken eindigt in een danspartij met een aardige kerel. Er wordt veel gelachen en veel gedronken. Een dronken man probeert mij iets duidelijk te maken, maar zijn Engels is niet meer te verstaan en hij gaat zo nu en dan over in Zulu, waarbij ik helemaal afhaak. Rond één uur loopt de shebeen leeg en wij gaan even later ook weg, waarbij we wederom ongeveer alle mensen in de kroeg de hand moeten schudden.
In de auto praten we na. Dit was een unieke avond. De gastvrijheid, de vriendelijkheid, de interesse en de saamhorigheid van de mensen die we vanavond hebben ontmoet hebben op mij een diepe indruk achtergelaten. Het plezier, de twistgesprekken tussen dronken mannen, de muziek, het dansen, maar vooral de gesprekken zal ik niet snel vergeten. Ik ben trots op mijn nieuwe naam Jabulani, maar ik nog meer vereerd dat ik een avond heb mogen doorbrengen tussen mensen en een cultuur waarbij deze naam een werkelijke betekenis heeft.

dinsdag 24 augustus 2010

Muziek en vrienden (15)

14. Cry Freedom – Nkosi Sikeleli Africa

De bazen zijn op bezoek. Politietanks met zwaailichten staan op strategische plekken in de township. Het bezoek is pas een dag van tevoren bekend gemaakt. Toch zijn de veiligheidsmaatregelen indrukwekkend. Rond het graf van Oliver Tambo staan de mensen al klaar met Zuidafrikaanse vlaggetjes. Het koor is al aan het zingen. Dan komt een grote stoet auto’s het kerkhof oprijden. De menigte joelt. Uit de statige Mercedes stappen Tokyo Sexwale (spreek uit als Segwale), de premier van de provincie Gauteng, en Sam Nujoma, president van Namibië. Ook Walter Sisulu is aanwezig. De volksliederen worden gezongen. Weer krijg ik kippevel van het volkslied van Zuid-Afrika. Dan legt de president een krans op het graf en houdt een korte toespraak. Een bescheiden applaus volgt. Vervolgens komt Tokyo op het podium, heft zijn vuist in de lucht en roept “Amandla”. Het publiek reageert onmiddellijk op deze ANC-strijdkreet en antwoordt met “Ngawethu”. De mensen naast me, ouderen, moeders met kinderen op de rug gebonden en werkers, waren eerst rustig en timide, maar stralen nu een felheid uit die me beangstigt. De premier benadrukt de kameraadschap tussen “comrade” Sam en “comrade” Oliver Tambo. Een kameraadschap die zich uitstrekt tussen de presidenten van beide landen en tussen de volkeren van beide landen. Zijn toespraak wordt nogmaals besloten met de kreet “Amandla”.
De muziek van Zuid Afrika heeft een plaats in mijn hart gekregen toen ik vanaf 1995 regelmatig in dat land verbleef. Via de muziek hoor, zie, ruik en voel ik weer de hartstochtelijkheid van de mensen die ik al die keren heb mogen ontmoeten. De film Cry Freedom maakte diepe indruk, ook vanwege de muziek. Nkosi Sikeleli Africa betekent 'God bless Africa', en is sinds 1991 het begin van het Zuid Afrikaanse volkslied, dat overigens verder delen bevat van liederen uit de andere officiële talen in dat land. Het mag hier niet ontbreken, omdat het mij terugbrengt naar het land en de mensen daar.

maandag 23 augustus 2010

Zuid Afrika 1996 (35)

Vrouwen zonder panties

Even opletten. Is de deur op slot? Kijkt niemand mee terwijl je dit leest? Dan kan ik het veilig zeggen. Ik ben namelijk een racist. Wacht even voordat je te snel conclusies trekt. Ik ben namelijk een goede racist. Ik bespeur nu enige verbazing op je gezicht. Geheel onterecht. Nou vooruit, ik zal het uitleggen. Ik hou namelijk van zwarte vrouwen. Zo, dat is er uit. Sommigen van jullie hadden het altijd al gedacht en in ieder geval één vrouw die nu bij mijn vorige werkgever werkt, wist het al veel langer. Het heeft lang geduurd voordat ik het besefte en nog veel langer voordat ik het aan mezelf wilde toegeven. Om maar te zwijgen over de tijd die het heeft geduurd voordat ik het aan anderen durfde te zeggen.
Het zijn de ogen. Het is de kracht. Het is de verlegenheid. Maar bovenal is het de lach. Ik ben gefascineerd door deze vrouwen. Niet zo zeer door de schoonheid. Vaak zijn ze getooid met enorme bilpartijen die heupwiegend door je blikveld trekken. Maar Afrika is een continent van vrouwen. Vrouwen zoals Cynthia Diamond - waarover Arie reeds een artikel in het Magazine schreef - met een moed om de wereld om haar heen te verbeteren. Als ik weer eens bij haar schamele woning in Lakeview kom met bezoekers uit Nederland, kleedt zij zich voor mij om en trekt haar goudkleurige schoenen aan. Ik schaam mij als zij mij aanbidt als een godenzoon die Wattville zal opstoten in de vaart der volkeren. Ik stamel terug dat niet ik, maar zij degene is die Wattville vooruit zal helpen, ondertussen beseffend dat ook in Zuid-Afrika de mannen het land besturen.
Ik ben verliefd op de vrouwen van dit land. Op Dokas en Mary, de schoonmaakster en de telefoniste van Planact, die constant bezorgd voor me zijn en die amper geld genoeg verdienen om een fatsoenlijk bestaan te kunnen hebben. Mary, die mij elke dag wanneer ik het kantoor verlaat toefluistert “Be good Robbie” en hoopt dat ik morgen de hele dag op kantoor doorbreng.
Dit land is niets zonder deze vrouwen. Zij zijn het die de kinderen opvoeden, het eten koken en de kost verdienen. Vrouwen met een kracht waar je soms jaloers en soms angstig van wordt. Of zoals ik onlangs hoorde van een van de mannen in de township: “Het zijn vrouwen zonder panties!”

woensdag 18 augustus 2010

Zuid Afrika 1996 (34)

De ogen uit mijn sokken

Ik zie Ronald en Ewoud weer in Durban. Beiden zijn studenten van de Academie van Bouwkunst in Rotterdam en de initiatiefnemers van het “Housing Generator” project in Zuid-Afrika, waar ook Wattville een van de beoogde plekken is. Die dag betrekken ze net hun appartement met uitzicht over de haven en dus dienen er boodschappen te worden gedaan. De middag wordt verder gevuld met het inruimen van de spullen.
Die avond is er een feest op vijf minuten lopen van het appartement. Het thema is “Blues Brothers” en dus hijs ik mezelf in het nog grauwer gesluierde overhemd. De haren naar achteren en de zonnebril op. We zijn er klaar voor. Als we in de zaal komen spelen “The Dynamics” ska-muziek, zich niet echt aan het thema houdend. We dansen wat, ik transpireer lichtjes en we doen wat aan de vochtbalans. Om halfvier zijn we weer thuis en genieten van het uitzicht.
De dagen in Durban zijn gevuld met uitslapen, veel praten, poolbiljart spelen en veel gezelligheid. Ronald is van oorsprong Zuidafrikaan en maakt, alhoewel perfect Nederlands sprekend, soms nog verrassende uitglijders. De aanleiding is mij nu ontschoten, maar de uitdrukking niet. “Mijn ogen vielen uit mijn sokken” roept Ronald, waarop Ewoud en ik dit tot kreet van de rest van het weekend verheffen.
Een dolfijnenshow heeft iets triest, zeker in een regenachtig Durban. Het blijven wonderbaarlijke beesten, maar met een te enthousiaste presentator die de “menselijke” kunststukjes aan elkaar praat, word ik maar enkele minuten vermaakt. Fascinerend echter is het bassin met de haaien. Lompe grijze gevaarten met kleine hersenen en een bek waarin moord de boventoon voert. Mijn enige toeristische uitspatting in vier dagen Durban.
Op dinsdag 24 september rij ik de zeshonderd kilometer terug naar Johannesburg. Een prima vakantie met fantastische ontmoetingen. Een land waarbij je ogen uit je sokken vallen!

dinsdag 17 augustus 2010

Zuid Afrika 1996 (33)

Een kleine wereld

Opgefrist door een bad en een douche maak ik mij op voor het diner. Ik trek nette kleren aan, want in dit hotel mag je niet in spijkerbroek na zes uur verschijnen. Alhoewel mijn witte overhemd een lichte grauwsluier heeft, overtuig ik mezelf dat dat tussen de nog steeds aanwezige bowlers geen probleem is. Met enigszins stramme benen loop ik richting de eetzaal. Voor de verandering maar eens een fles wijn bestelt en ik begin aan mijn soep. Ondertussen komen meer mensen de eetzaal binnen en tot mijn stomme verbazing zie ik plotseling een bekend gezicht verschijnen. Alhoewel zijn haardracht verrassend anders is, herken ik hem onmiddellijk. Het is Johan. Na een hartelijk Hollands welkom (handen schudden), neemt hij samen met zijn vriend Dick plaats aan mijn tafeltje. Wonderlijk toch elkaar hier te ontmoeten. Tijdens het eten praten we over Zuid-Afrika (veel) en over onze werkgever (niet te veel). De bedrijfsleider komt naar ons toe en nodigt ons uit om later op de avond nog even naar een feest te gaan. We aarzelen niet lang en stemmen gretig toe.
We rijden het park uit en ik moet alle moeite doen om mijn voorganger op deze bochtige en onoverzichtelijke wegen te kunnen volgen. Via de Oliviershoekspas komen we op de plek van het feest aan. Als we het etablissement betreden blijkt het echter een rustig stamcafé. Het “feest” schijnt al afgelopen te zijn. Dat moet een geweldig feest zijn geweest! Hebben we hiervoor veertig kilometer gereden? In dit land is dat blijkbaar “op de hoek” een biertje halen.
Na enkele biertjes rijden we daarom maar weer terug het park in en drinken nog wat op de kamer. Laat in de nacht nemen we afscheid met de afspraak dat we elkaar nog in Johannesburg zullen ontmoeten.

maandag 16 augustus 2010

Zuid Afrika 1996 (32)

Pieken op de pieken

Ik kleed me om en trek mijn korte broek en de bergschoenen aan. De rugzak is beladen met een thermosfles water en het fototoestel voor de onvergetelijke plaatjes. Goedgemutst stap ik de hotelkamer uit en begin de lange weg naar boven.
Na maanden alleen hersengymnastiek te hebben verricht is het niet onbegrijpelijk dat mijn spieren zich het leplazerus schrikken van deze plotselinge inspanning. Toen ik drie dagen geleden voor het eerst een kleine wandeling maakte, protesteerden de dijspieren de volgende ochtend hevig. Toch maar even doorgezet en elke dag een iets grotere uitdaging gezocht. Vandaag dan de tocht der tochten naar de “Gorge” met een, volgens de wandelkaart, onvergetelijk uitzicht op het amfitheater in de noordelijke Drakensbergen.
Het gaat lekker. Weinig echte steile stukken en een redelijk goed begaanbaar pad. Langs de berghellingen met obscure namen zoals “Devils Hoek” en “Policeman’s Helmet” begeef ik mij steeds dieper in de door de Tugela rivier uitgesleten kloof. Na bijna twee uur bereik ik de rivier en klauter over de rotsen naar het eindpunt van de wandeling. Daar beloon ik mezelf met een appel, water en een sigaretje.
In snel tempo loop ik weer langs hetzelfde pad terug, ondertussen andere wandelaars inhalend. Ik voel nu ook de eerste lichamelijke ongemakken. Geschuurde dijbenen (ik heb last van een vrij hoge wrijvingscoëfficiënt op die plek) en voorzichtige blaarvorming onder de voetzolen. Ik ben dan ook blij als ik het eindpunt in zicht krijg. Vijf uur na het begin van de wandeling neem ik een glas koel geel vocht (van schuim hebben ze hier nog niet gehoord).

zaterdag 14 augustus 2010

Het verhaal van een foto (3)

De RCA-studio in Nashville, Tennessee. Ik breng mijn zomervakantie in november 2004 door in de Deep South van Amerika en reis langs verschillende muzieksteden. Nashville is de eerste stop op die reis. Ik bezoek de Country Music Hall of Fame en stap in een klein busje met vier Canadezen om deze beroemde muziekstudio te bezoeken. Beroemd omdat alle grote countrymuzikanten hier begonnen zijn. De Everly Brothers, Dolly Parton, Roy Orbison en Johnny Cash. Ook Elvis Presley heeft hier veel nummers opgenomen. Verrassend is zijn foto in de studio, waarop Elvis blond haar heeft. Dat blijkt oorspronkelijk zijn haarkleur geweest. Hij heeft het dus daarna altijd zwart geverfd. Maar ook nu nog wordt de studio gebruikt voor opnames. Zo heeft onlangs nog U2 hier gestaan.
Voor de foto ga ik zitten op de pianokruk waar ook Elvis op gezeten heeft. Althans, dat wordt mij verteld. En op een of andere manier wil ik het ook geloven, want het is te mooi om niet waar te zijn.

donderdag 12 augustus 2010

Zuid Afrika 1996 (31)

Vreemde gasten

Ik rij langs de westkust naar het zuiden. Na een tussenstop in Clanwilliam en een zeer aangenaam gesprek tijdens het eten met een echtpaar uit Johannesburg, rij ik door naar Tulbagh in het wijngebied. Ondertussen natuurlijk wel even naar de kust geweest en daar een schreeuwende kolonie Kaapse Gannets aanschouwt en geroken!

Tulbagh is een lieflijk plaatsje met nog oude Kaaphollandse architectuur. Ik boek een fantastische kamer in D’Oude Herberg en neem op deze hete middag maar eens een biertje. Het hotel annex restaurant wordt gerund door drie mannen, Julian, Jonathan en Leon. Julian is de eigenaar en ook in doen en laten de baas. Hij laat in conversaties duidelijk blijken dat hij de huidige regering maar een stelletje apen vindt. Jonathan spreekt meer dan zeven talen vloeiend, heeft zeventig landen in de wereld bezocht en heeft veel boeiende verhalen. Bovendien is hij een voortreffelijke kok. Ik heb nog nooit zulke lekkere waterblommetjes gegeten (het was dan ook de eerste keer). Leon is het stille type en zorgt voornamelijk voor de katten. Daarnaast is er een bijzonder figuur in het etablissement aanwezig, Max. Hij is de vader van Jonathan, maar als je had gezegd dat hij de moeder was, had ik je ook geloofd. Max is slechts 1.50 meter en heeft een eigenaardig en niet te beschrijven kapsel. Daarnaast draagt hij een grote “Buddy Holly”-achtige bril. De andere twee gasten zijn Olive en George, twee oudere Engelsen, waarbij in de conversatie bij de open haard redelijk vaak het woord “Lovely” valt. Kortom een bijzonder hotel.
Ik verlaat Tulbagh op zondagmorgen en rij door de Karoo naar Colesberg. Een groot gedeelte van de weg heb ik al eerder gereden in het najaar toen ik een weekje richting Kaapstad ging. De weg is eentonig en alleen via de kilometerteller weet ik dat ik verder kom, want aan het landschap valt dat moeilijk te ontdekken. Ik arriveer laat in de middag in Colesberg, waar ik in mijn “vertrouwde” hotel een kamer boek. Ik neem een douche en ga op bed verder lezen in mijn boek. De kamer naast me wordt bevolkt door een jong stel die, minuten nadat ze de kamer hebben betrokken, zich overgeven aan een luidruchtig liefdesspel, waarbij het hitsige gekreun door de schamele tussenwand dringt. Ze lusten er blijkbaar pap van, want ik mag nog twee keer die avond “genieten” van dit hoorspel.

Nico en Mieke trekken met een camper twee maanden door Zuid-Afrika. Ik kom ze tegen in de eetzaal van het hotel in het kamp Brandwag in het Golden Gate Highlands National Park. Ze wonen in Monnickendam, maar hebben een onvervalst Mokums accent. Het is prettig om weer eens Nederlands te babbelen en ik geef ze onbedoeld allerlei fantastische toeristische tips voor hun verdere reis.
Twee dagen later zit ik in het hotel in Royal Natal National Park in de Drakensbergen te midden van een grote groep in smetteloos wit geklede bowlers van boven de middelbare leeftijd. Ik ben aan mijn tweede voorgerecht bezig als ik word opgeschrikt door een roffel op mijn tafel. Nico en Mieke staan voor me. Bij de koffie praten we nog wat bij en nemen enthousiast afscheid met de afspraak om elkaar in Nederland weer te ontmoeten.

Muziek en vrienden (14)

13. Fever – Ruby Wilson
Ik kijk door mijn hotelraam naar het centrum van Memphis, the capitol of Blues. Het is al donker en de straten glimmen van de regen. De kleuren zijn verworden tot grijstinten. Ik kleed me aan om de stad in te gaan. Even later rij ik de paar kilometer richting stadshart en parkeer de auto in een parkeergarage. Buiten regent het nog steeds en ik trek de kraag van mijn jas nog wat verder omhoog. Ik loop de paar straten richting Beale Street, de Blues-straat van Memphis. Het is vijf uur in de middag en de straat ligt er verlaten bij. De neonreclames aan de gevels fluoresceren tegen de steeds zwarter wordende lucht. Ik loop dicht langs de gevels van de kroegen en souvenirwinkels. Hier en daar komen flarden muziek uit de kroegen naar buiten. Bij een van deze tenten klinkt Elvis Presley. Zou hij dan toch niet dood zijn? Door de openstaande ramen kijk ik naar binnen en zie dat een man op een podium zich uit zijn naad staat te zweten om er erg op te lijken. De halflege kroeg geeft hem maar weinig aandacht.
Na het eten in het Peabody Hotel loop ik weer terug naar Beale Street. Op de hoek is de BB King Blues Club gevestigd. Het is nu stampend druk binnen. Om vijf uur waren er slechts een handjevol mensen. Er klinkt ook hier livemuziek en ik twijfel niet lang. Binnen neem ik plaats aan de bar, bestel een licht biertje en sta recht tegenover het podium. Daar zingt een zwaarlijvige zangeres haar longen uit haar lijf. Achter haar musiceert de begeleidingsband van BB King op professionele wijze. De zaal gaat uit haar dak. Het swingt inderdaad de pan uit.
Helaas ben ik op een ongelukkig tijdstip binnengestapt, want na twee nummers neemt de band pauze. Ik loop even naar het toilet, waar de toiletjuffrouw een soepel grijnzende neger is die met zeepjes en geurtjes in de weer is. Terug bij mijn stek aan de bar aanschouw ik het pauzetafereel; op het kleine dansvloertje voor het podium bewegen blanke vrouwen en zwarte mannen op heuse line-dance muziek.
Na de pauze gaat de band en de zangeres weer verder. Het is Ruby Wilson, een vrouw van graniet en met serieuze stembanden. Ze heeft haar zoon en dochter als achtergrondzangers meegenomen en heeft er zichtbaar plezier in. Ik geniet volop van mijn avondje Memphis!

dinsdag 10 augustus 2010

Zuid Afrika 1996 (30)

Wees alleen nog maar jezelf

Alleen op reis. In de auto meezingen met de uit Holland meegebrachte cassettebandjes. ‘s Avonds alleen eten in een restaurant. Conversaties voeren met je gedachten. Kijken naar andere mensen die zich zichtbaar vermaken. Verliefde jonge stellen, oudere echtparen en soms gezinnen met kinderen. Zittend achter mijn tafeltje met een goed glas wijn verzin ik hun nationaliteit en hun levensverhalen.
Ik ben in Augrabies. Een natuurpark rondom de grootste waterval van Zuid-Afrika. Ik zit in mijn hut. Buiten zoemen niet aflatend de insecten. Met grote fascinatie lees ik deze dagen een reisverhaal van Ffiona Campell over haar voettocht door Afrika. Een relaas over de pracht, maar ook de genadeloosheid van het landschap en haar mensen. Zelden heb ik meer waardering gehad voor iemand met zoveel durf en doorzettingsvermogen.
Ik ben vaker alleen op vakantie geweest. Het went nooit echt. Toch zijn er ook veel voordelen. De hoogtepunten en dieptepunten zijn veel intenser. Het genieten, maar ook het balen hebben veel meer kracht. Je zekerheden en onzekerheden worden elke dag getest. Tijd, te veel tijd, om na te denken over je leven, je werk en je vrienden. Maar tegelijkertijd het besef dat dat een luxe is. Veel mensen om mij heen en zeker in dit land, hebben daarvoor geen tijd.
Ik zit in eenpersoonskamer in het Springbok Hotel in het noordwesten van dit immense land. Het ligt in de gelijknamige stad in het Namaqualand, het gebied van de wilde bloemen. Het heeft vandaag de hele dag geregend en ik heb het grootste deel van de middag doorgebracht in deze wat treurige hotelkamer. Een televisie die het door het slechte weer niet doet. Een radio die twee zenders tegelijk weergeeft. Een fantasieloos schilderijtje aan de muur en verder een combinatie van meubilair waarvan je afvraagt of de koper ervan toentertijd ook de volle beschikking had over zijn gezichtsvermogen. Als ik mijn raam uitkijk heb ik uitzicht op de tekst “Jezus Vredesvors”.
Aan het eind van de middag even plaatsgenomen in de bar waar twee mannen in een combinatie van Afrikaans en Engels elkaar treurige anekdotes vertellen in de trant van “Ken je Apie Botha? Die z’n dochter van 23 jaar heeft zich vanochtend door het hoofd geschoten. Ze had nota bene een dochtertje van twee en een man die helemaal niet vaak met de andere jongens in de kroeg zat. Dat is al de achtste dode in een maand en de plaats waar ik woon is niet echt groot.” Nadat mijn glas geen vocht meer bevat ga ik maar weer naar boven.

vrijdag 6 augustus 2010

Zuid Afrika 1996 (29)

Twee profeten op een dag

In het vroege ochtendzonnetje geniet ik mijn ontbijt. Rond negen uur sta ik bij het hek van het kamp en vul de nodige bescheiden in. Een jonge man vraagt of ik hem mee wil nemen naar de grenspost met Botswana, zestig kilometer verderop. Na even nadenken zeg ik ja, beseffend dat deze plek toch een beetje het uiteinde van de wereld is.
Zimbabwaanse jazzmuziek klinkt uit de speakers wanneer ik vraag hoe mijn medepassagier heet. Petrus Marcus antwoordt hij. Ik antwoord dat ik simpel Rob heet en bedenk mij tegelijkertijd dat er deze dagen wel erg veel Christelijke boodschappen op mij afkomen. Geen eendagsprofeet, deze Petrus Marcus. Hij werkt op de boerderij van zijn grootvader in Botswana en zo nu en dan in het restaurant en de benzinepomp in Kalahari. De boerderij heeft zo’n driehonderd stuk vee. Omdat afrastering ontbreekt worden er soms dieren gestolen. Laatst zijn een aantal veedieven gepakt en hebben vijftien jaar celstraf gekregen.
We praten niet veel en alleen als ik hem een sigaret aanbied komt het gesprek weer op gang. We rijden ondertussen langs allemaal familie, zwagers en neven. Onbegrijpelijk dat mensen in dit barre landschap een bestaan op kunnen bouwen. Bij Bokspits stapt hij uit de auto om over een zandduin naar de grenspost te lopen. In mijn achteruitkijkspiegel zie ik nog zijn lachende gezicht.

woensdag 4 augustus 2010

Bella Italia

Nee, ik ga niet verklappen waar deze bijzondere plek is in Italië. Het was tenslotte ook voor mij moeilijk te vinden. Nou ja, voor mijn navigatiesysteem in de auto.
Maar laat ik beginnen bij het begin. Ik reed afgelopen 11 juni weg uit Nederland. Ja, je leest het goed. Op de dag dat Nederland de finale speelde tegen Spanje vertrok ik uit mijn dierbare vaderland. De 'leeuw' hing in zijn 'hempje' aan de achteruitkijkspiegel om toch het geluk af te dwingen voor die avond. Bij Keulen was dat geluk even weg, want sloot ik in een file aan die een uur zou duren. Maar verder was het 'gaan, gaan, gaan op de Autobahn'. Rond twee uur besloot ik mijn 'vaste' hotel te bellen in Zwitserland. Natuurlijk was er plek die avond.
Verder door het mooie Duitsland. De heuvels, stadjes en bomen zoeven langs mij heen. Even aftappen en bijtanken en weer door. Daar is Basel al. Het modelspoorbaanlandschap van Zwitserland voelt weer vertrouwd. Het is een prachtige geordenheid waar ik van houd. Een uur later rij ik door Luzern en twintig minuten later stop ik voor mijn hotel aan het Vierwoudstatenmeer. Ik neem een kamer met 'Seesicht', want in het Nederlands betekent dat tenslotte 'meer'zicht.
's Avonds zit ik - met oranje pet - voor de televisie in de bar. De televisie is er net geplaatst op de piano en niet veel groter dan mijn computerscherm. Maar ik zit er pal voor en op ongeveer twee meter afstand. Ik mis geen grasspriet van deze wedstrijd. Naast me neemt een Zwitser plaats die voor Spanje is. Ik probeer het nog met "Raus", maar hij blijft rustig zitten. Nee, ik schrijf geen wedstrijdverslag. En ja, ik drink na de wedstrijd mijn geplengde tranen weg. De donkere silhouetten van de bergen zijn mijn laatste getuigen.

De volgende dag rij ik de tunnels in. De Seelisberg (9 km) en de Gotthard (18 km) en kom uit in het iets rommeliger landschap van Italiaans Zwitserland. De 'leeuw' bungelt niet meer aan mijn spiegel. De afslagen Belinzona en Lugano laat is rechts liggen. Bij Chiasso passeer ik de grens en rij richting Milaan. De creditcard zit in mijn borstzak voor de talrijke tolpoorten. Verder gaat mijn weg richting Bologna. Maar dan komt mijn 'vrouw' in de auto tot leven. Zij spreekt resoluut: Neem de volgende afslag. Ik volg haar terstond. Deze vrouw kan wel kaartlezen!

Dertig kilometer verder herzie ik mijn mening. Ze zit ernaast. Ik zoek mijn hotel, vermomd als een heus kasteel. Maar waar ik ook kijk - en in Italië is dat meestal naar boven op de berg - er is geen kasteel te zien. Op het centrale pleintje parkeer ik de auto en loop de taveerne binnen. Vier, wat oudere, kijken  mij nieuwsgierig aan. Ik knik vriendelijk 'Sera' en loop door naar de bar. Daar vraag ik mijn beste Italiaans waar mijn kasteel is. De bardame glimlacht en komt achter de bar vandaan en loopt naar buiten. Ik volg haar. 'Bij de splitsing rechts en dan nog 12 kilometer.' 'Grazie' en stap weer richting auto. Via smalle kronkelwegen kom ik aan bij mijn onderkomen voor de nacht. Een heus kasteel met prachtige kamers. Ik ben de enige gast die avond en eet met lokale bevolking in het eethuis in het dorp. De wijn komt in een koele karaf en wordt gedronken uit stenen bekers. Een tevreden gevoel kruipt weer naar boven. Ik ben weer in mijn Bella Italia.