donderdag 30 september 2010

Zuid Afrika 1996 (37)

De gekke buurman

Robje en de gekke buurman. Het was een warme dag hetgeen opvallend was, want de winter in Johannesburg geeft vaak weinig warme dagen te zien. Kan dat eigenlijk wel, een warme dag zien? Zou dat niet voelen moeten zijn of beleven? Maar als ik beleven schrijf dan denken jullie misschien dat ik toch van de Sociale Academie kom. En dat zou een best wel vervelende constatering zijn, waardoor ik misschien wel een beetje down zou kunnen raken.
Robje en de gekke buurman. Het weer deed er eigenlijk niet toe (maar het was warm). Nadat ik mijn twee keukendeuren had ontsloten liep ik naar buiten. Ja, ik heb twee keukendeuren. De een is van hout en de ander is van ijzer in de vorm van tralies. Nadat ik een van deuren weer op slot heb gedaan loop ik de brandtrap af. Inderdaad, ik ga via de achterdeur mijn appartement uit. Ik heb wel een voordeur, maar dan moet ik drie sloten ontgrendelen. En dan te bedenken dat ik niet eens een slot op het traliewerk voor mijn voordeur heb. Bovendien hebben jullie tevens kunnen concluderen dat ik niet op de begane grond woon.
Robje en de gekke buurman. Het is niet koud en ik loop de trap af. Beneden staat mijn benedenbuurman. Ik verkeer in de gelukkige omstandigheid dat ik meerdere buren heb. Naast me (rechts als ik de keukendeur uitstap), boven me (de huisbewaarder Fibian) en onder me. Alleen links naast me heb ik geen buurman (wat een geluk). De benedenbuurman dus. Hij is een wat oudere blanke man die geheel alleen woont. Dat laatste weet ik niet helemaal zeker, want ik heb hem nog nooit gesproken en bovendien ben ik nooit bij hem binnen geweest. Hij zou best een verdroogd oud vrouwtje kunnen hebben dat niet meer naar buiten mag of kan. Door vergelijking met mezelf heb ik echter wel kunnen vaststellen dat hij oud en blank is.
Robje en de gekke buurman. Het weer is nog steeds niet onaardig voor de tijd van het jaar en ik ben ondertussen op de begane grond aanbeland en wordt aangesproken door de daar bivakkerende buurman. Hij vraagt of ik boven hem woon. Nog niet beseffend dat de man gek is, antwoord ik bevestigend. Vervolgens vraagt hij of ik recht boven hem woon. Wederom moet ik dit met “Yes” beantwoorden. Hij is echter nog niet klaar met het vaststellen van mijn identiteit en vervolgt met de vraag of ik “de Nederlander” ben. Dit is een minder gemakkelijke vraag en ik moet even nadenken voordat ik hierop een ja uit mijn mond kan laten rollen. Bedoelt hij te vragen of ik de enige Nederlander ben die in het complex woont of gebruikt hij mij als lichtend voorbeeld van de 15 miljoen mensen op dat hele kleine stukje aarde? Als dat laatste het geval is heb ik geen enkele moeite de mondhoeken te krullen en voor de derde maal een “yes” door het appartementencomplex te laten schallen. Als hij per ongeluk het eerste bedoelt, gok ik maar dat daarop hetzelfde antwoord van toepassing is.
Robje en de gekke buurman. Nu zowel ik als mijn buurman beseffen dat we een en dezelfde persoon voor ons hebben, dat wil zeggen dat hij gek is en ik een Nederlander die boven hem woont, kan niets meer een onaangenaam verpozen in de weg staan. Zo geschiedt. Ik word beschuldigd van geluidsoverlast. Nu ben ik in mijn nog jonge bestaan reeds twee keer met deze beschuldiging geconfronteerd, waarbij wonderbaarlijk genoeg beide malen sprake was van politieagenten, overigens zonder vervelende gevolgen. De buurman begint een heuse litanie over mijn gedrag. Hij beweert dat ik een ijzeren bal laat stuiteren op de vloer en dat ik hem “achtervolg” wanneer hij naar een andere kamer verhuist. Hij schijnt nu ook in een andere kamer te slapen. Daarnaast schijn ik een bierfles aan een touw tegen zijn ramen te laten stuiteren. En dan te bedenken dat ik mijn bier in dit land alleen uit blik drink. Ik probeer uit te leggen dat ik geheel onschuldig ben, maar hij gelooft mij absoluut niet. Als ik vertel dat ook ik geluiden van boven hoor - zoals eerder vermeld woont boven mij de huisbewaarder met zijn vriendin en haar twee kinderen - denkt mijn benedenbuurman dat ik gek ben. Na een half uur ben ik het gesprek zat en zijn al mijn argumenten opgelost in ongeloof. Ik groet de man beleefd en ga aan het werk.
Robje en de gekke buurman. Het is avond en koud. Ik doe mijn vaste dutje op de bank (ik ben nu reeds 37 jaar oud) en wordt opgeschrikt door een geluid boven mij wat sterk lijkt op een ijzeren bal die stuitert op een stenen vloer. Ik wrijf de slaap uit mijn ogen en word opnieuw opgeschrikt. Dit keer is het de intercom. Ik neem de hoorn van de haak en hoor het hysterische stemgeluid van mijn onderbuurman. Hij schreeuwt de volgende woorden: “I heard you and I got the law on you! You try to pester me.” Ik stamel terug dat ik het echt niet heb gedaan, maar de beste man heeft reeds opgehangen. Ik besluit maar eens te gaan praten met de huisbewaarder Fibian. Als ik hem inlicht over de aantijgingen van mijn onderbuurman begint hij te lachen. “He’s crazy”, zegt hij en hij klaagt over alles en iedereen. Enigszins gerustgesteld keer ik terug in mijn appartement. Toch slaap ik die nacht onrustig en droom van een kleine (want dat is hij ook nog) oude man met een pistool in zijn hand. Zwetend word ik wakker.
De gekke buurman en Robje. Er zijn maanden gepasseerd in gepaste rust. Geen verdere aantijgingen, geen pistolen, geen moeilijke gesprekken. Tot vorige week. Ik passeer zijn appartement op weg naar boven. Hij ziet me en spreekt me aan. Nog steeds schijnt hij last te hebben van geluiden van boven en nog steeds ziet hij mij als hoofdschuldige. Wederom ontken ik alles en neem snel afscheid. De volgende dag echter is het weer raak. Ik sta reeds boven en probeer mijn keukendeur te ontsluiten. Hij staat beneden en begint tegen me te praten. “Sir, why can’t we be friends?” Ik antwoord dat ik best vrienden wil zijn, maar er niet van hou om van dingen te worden beschuldigd die ik niet doe. Ik wacht niet op zijn antwoord en stap naar binnen.
Robje en de gekke buurman (slot). Vandaag (23 augustus) kom ik laat in de middag thuis. In het voorbijgaan groet ik mijn buurman. Hij groet mij vriendelijk terug. Is hij nou helemaal gek geworden? Hij hoort mij niet te groeten. Blijkbaar is hij van tactiek veranderd en probeert nu vriendelijk te doen. Ach, het zal wel een paranoïde, zielige, oude man zijn. En met deze, ook voor mij bevredigende conclusie, loop ik door naar boven.

woensdag 8 september 2010

Een deuk oplopen

De afgelopen week was een rare week. Een week waarin je zo maar zou denken dat toeval niet bestaat. En een week waarin je alleen maar hoopt dat - als er iemand is die over ons waakt - die iemand even was ingedommeld.
Afgelopen vrijdag 3 september kwamen de boodschappen stuk voor stuk hard binnen. Nadat al drie collega's binnen een week hun moeder hadden verloren, was daar plotseling de bizarre tijding dat de jongste zoon van een zeer goede collega een herseninfarct had gehad. Slechts 32 jaar en net vader geworden. Even later blijkt dat een andere collega plotsklaps is overleden, nadat hij twee dagen ervoor nog op ons kantoor rondliep. En het hield niet op die dag. Een net begonnen trainee krijgt een telefoontje van haar zuster die ineens naar het ziekenhuis moet. Het ruist in mijn hoofd en al het dagelijkse wordt relatief. En dat op de dag dat vier jaar geleden Pauline overleed, de vrouw van een van beste vrienden. Die vrijdag rij ik bewust rustig naar huis.

Maandagochtend. Nog maar een paar minuten binnen en het slechte nieuws gaat door. Ferry heeft het niet gered. Het herseninfarct is fataal gebleken. Ik vloek hardop.

Een dag later en de regen valt gestaag naar omlaag. Ik ben te laat op en zie op teletekst dat Nederland vol staat met auto's. Tegen de lunch stap ik naar buiten om naar het werk te gaan. Op straat ligt achter mijn auto een strip. Blijkbaar van een andere auto en ik loop naar de vuilnisbak en gooi het weg. Ik stap in en start de motor. In mijn rechterooghoek zie ik dat de spiegel niet uitklapt. Ook dat nog. Ik stap weer de regen in om te kijken wat er aan de hand is. Dan zie ik waar de strip vandaan komt. Van mijn eigen auto. De rechterdeur is zwaar gedeukt en beschadigd. Weer ontsnapt een vloek aan mijn mond. Een auto is gewoon in mijn geparkeerde auto gereden! Natuurlijk is er geen briefje te zien. Ik haal de strip uit de vuilnisbak en gooi in de achterbak. Op naar het werk.
's Avonds kijk ik naar Pauw & Witteman en hoor Bart Chabot vertellen dat het niet goed met hem gaat. Op bijna nuchtere toon vertelt hij dat hij een goedaardige tumor in zijn hersenen heeft en dat hij nu twee keuzes heeft, waarbij het risico bij beide keuzes groot is. Het is verbijsterend.

Deze afgelopen week was een rare week. Een week waarin veel mensen een deuk hebben opgelopen. En dan is die in mijn auto verreweg de minst belangrijke....

zaterdag 4 september 2010

Muziek en vrienden (16)

15. When Jesus left Birmingham – John Cougar Mellencamp


We zitten in het congresgebouw in Den Haag, een wat vreemde lokatie voor een popconcert. En toch zijn we hier voor een concert van John Cougar Mellencamp. Nu is het heel gebruikelijk om in een zaal te zitten en te luisteren naar een popconcert, zoals Jackson Browne of Richard Marx. Maar ja, dat zijn ook rustige muzikanten en die vragen om een rustig publiek. Overigens werden we bij Richard Marx erg onrustig van het voorprogramma, de Yellow Jackets. Vooral toen een van de ‘gele jasjes’ een electronische saxofoon ging bespelen of, zoals Renė het zei: een gek geworden Japanner.
Maar om nou rustig in roodpluchen stoelen naar John Cougar Mellencamp te luisteren is bizar. En dat vonden wij niet alleen, maar de hele zaal. Al bij de eerste tonen van het concert stond iedereen op en het hele concert is ook niemand meer gaan zitten. Het is moeilijk uit je dak gaan tussen de klapstoelen, maar het concert was er wel naar. Dat zo’n klein mannetje – want dat is John Mellencamp – zo’n enorme stem heeft en zo tekeer kan gaan. Zijn tophit toen was ‘Paper in fire’, maar ik heb een ander nummer uitgezocht. Een nummer die hij waarschijnlijk die avond niet heeft gespeeld, althans ik kan het mij niet herinneren. Maar ‘When Jesus left Birmingham’ is wel een geweldig nummer. Waarschijnlijk een cover van een oude ‘spiritual’, maar met een opzwepend ritme en geweldige zang. Een nummer dat veel met me doet, omdat het bij mij associaties brengt aan de negerbeweging in Amerika. En gek genoeg doet het mij denken aan de speech van Martin Luther King, waarbij ik elke keer dat ik die speech hoor, rillingen krijg. Die associatie is alleen maar groter geworden toen ik een paar jaar geleden in november door de Zuidelijke staten van Amerika reisde. In Memphis bezocht ik de plek waar Martin Luther King is vermoord – het Lorraine Motel – en waar nu het National Civil Rights Museum is gevestigd. Een van de meest indrukwekkende plekken waar ik ben geweest. Maar ook rijdend op de kaarsrechte route #66 naar het zuiden van Mississippi, door de toen kaalgeplukte katoenvelden onder een grijszwarte lucht, en waar de Blues nog doordreunt in de aarde, komt door dit nummer bij me boven. Ik neem bijna elke vakantie een CD van John Cougar Mellencamp mee, omdat het in mijn ogen een van de meest eerlijke muziek is.