maandag 29 augustus 2011

Beren op de weg (2/2)

We halen opgelucht adem. De beer is vertrokken. We kijken naar de foto's en video die we hebben genomen en genieten nog na van het avontuur dat we net hebben beleefd. Scotty, de zeventigjarige Schot die in een camper op het terrein woont, komt aanlopen met een geweer losjes op de schouder. In zijn onvervalste Glasgow-accent vertelt hij ons dat hij de volgende keer de beer recht tussen de oren schiet. Ik glimlach en probeer ondertussen mijn lichaam behendig uit de richting van de loop van zijn geweer te bewegen. Als hij dit merkt, zegt hij dat het geweer niet geladen is. Ik glimlach weer, maar nu van schaamte.

Even later stappen we in de auto om onze verse broden bij enkele mensen langs te brengen. Als we de oprijlaan afrijden, zien we halverwege plotsklaps onze beer. Ik toeter en de beer kijkt achterom met een blik van 'Wat doen jullie op mijn oprijlaan?' Ik toeter nog maar een keer en langzaam verdwijnt onze donkerharige vriend in de bosjes. Wij rijden door.

Na drie kwartier komen we weer thuis. De zon gaat langzaam onder als we weer naar binnen lopen. Als we de keuken ingaan, zien we pas wat er gebeurd is. Een van de horren uit de eetkamer ligt op de grond, met alle spullen die op de vensterbank stonden. Er kan maar een oorzaak zijn; de beer heeft geprobeerd naar binnen te komen. Terwijl mijn neef en Scotty de schade opnemen, loop ik ondertussen verder door het huis. In een van de kamers achter is ook de hor uit het raam. Als ik het opraap, zie ik de vijf gaten waar de beer zijn klauw heeft gezet. Ook op de vensterbank zijn de sporen van de berenklauw te zien. Ik roep de anderen erbij en we kijken samen naar wat er gebeurd moet zijn. Dan lopen we naar buiten om te kijken. Ik blijk amper bij de vensterbank te kunnen. De beer moet dus meer dan 2 meter zijn.



Het is ondertussen donker. Ik rook mijn sigaretten nu boven op het balkon van het huis, want echt naar buiten durf ik niet meer. Mijn neef heeft ondertussen de 'berenpolitie' gebeld. Zij zullen morgen langskomen met een berenval. Enigszins gerustgesteld gaan we de avond en de nacht in.

De volgende dag komt 's middags de wagen met op de aanhangwagen de berenval. De twee 'berenvangers' kijken naar de beelden op de video en knikken dat het een 'grote jongen' is. Ze stellen de val op in de hoek van de tuin. En vertrekken vervolgens om nog een berenval te zetten in de omgeving van Cold Lake, want er zijn veel meldingen van beren.




Om twaalf uur 's nacht klapt de val dicht. We proberen naar buiten te kijken, maar het licht van onze zaklamp is te  zwak. Wel horen we het krassen van een beest in de grote ronde ton. Er zit dus iets in de val. Hopelijk is het onze beer.
De volgende ochtend komen de 'berenvangers' weer langs. Ze proberen te kijken of het 'onze' beer is, maar kunnen dat niet goed zien. De val wordt weer achter de wagen gehangen en ze rijden weg.



Een paar dagen later hoor ik dat het inderdaad de 'goede' beer was en dat hij kilometers ver weg weer is vrijgelaten. Ondertussen is er weer een nieuwe beer gesignaleerd in de tuin.

dinsdag 23 augustus 2011

Beren op de weg (1/2)

Iedereen weet dat Canada het land van de beren is. Zwarte beren, bruine beren en - als je mazzel hebt - Grizzlie beren. Nou moet ik meteen vertellen dat ik tot nu toe geen mazzal heb gehad. In alle tijd die ik in Canada heb doorgebracht - en dat is bijna anderhalf jaar van mijn leven - heb ik deze 'grote jongens' nog nooit gezien. Maar wel de andere twee soorten.

Voor degenen die het nog niet wisten, maar de afgelopen vier weken was ik weer in Canada. Overigens ook deels in de Verenigde Staten. Begonnen in Calgary, zakte ik eerst af naar Yellowstone park. Nog maar tien minuten in het park zag ik een grote verkeersopstopping. Er was blijkbaar iets te zien. Een hulpvaardige ranger zei dat er een beer in het bos was. Vlug parkeerde ik de auto en gewapend met twee camera's (foto en video) snelde ik naar de andere kijkers. Maar hoe ik ook keek, de beer was niet te zien. Nou ja, een heel klein stukje beer was door de bomen wel te ontwaren. Geplichtsgetrouw nam ik mijn opnames. Het kan immers de laatste beer zijn deze vakantie.

Na anderhalve week passeer ik weer de grens met Canada. Vijftig meter verder zie ik voor me twee auto's staan. En ja hoor, een beer loopt rustig de weg over om in de berm naar bessen en vruchten te zoeken. Gelukkig liggen de camera's paraat naast me op de passagiersstoel en kan ik deze bruine beer voor de lens krijgen.
Een dag later in Waterton Lakes park is weer raak. Nog een bruine beer, maar wel wat ver weg.

In de derde week bezoek ik mijn familie in het noorden van Alberta. Mijn neef woont in een prachtig huis van boomstammen, diep in het bos. Elke avond maken we een wandeling van een kilometer langs zijn oprijlaan die behoorlijk steil afloopt. En op de terugweg dus een hele klim is. We zien jonge hertjes in de tuin en ik zie zelfs een vos. Zo nu en dan vliegt een kolibri langs die het kleurige bloemenpatroon van de tuinstoelen te checken. Het is hier prachtig toeven.

We hebben brood gebakken in de keuken (ooit was ik samen met mijn neef bakker in de bakkerij van mijn oom). Daarna willen we aan het avondeten beginnen. 'Zullen we buiten eten?', vraagt mijn neef. 'Nee, het is veel de winderig', antwoord ik. Ik pak ondertussen spullen uit de ijskast als mijn neef roept: 'A bear, a bear, a bear!' Ik roep terug: 'Where, where, where?' En dan zie ik hem. Een grote zwarte beer loopt langs de rand van de tuin. Ik snel naar mijn fotocamera en vraag mijn neef de videocamera te pakken. De beer loopt langs de oprijlaan, maar steekt dan over richting het huis.

Hij komt steeds dichterbij. Sterker hij staat vlak voor ons en steekt zijn neus in de lucht om te ruiken. Als we geluid maken, schrikt hij even terug en loopt vervolgens achter het huis om. Ik probeer hem te volgen van kamer naar kamer. Bij de voordeur zien we hem weer. Hij klimt zowaar op de veranda. Mijn neef probeert hem met geluid te verjagen en de beer deinst langzaam terug. Hij loopt langs mijn huurauto naar de schuur en vervolgens via de camper naar de achterkant van het huis, waarna hij uit het zicht verdwijnt.



(wordt vervolgd)

woensdag 13 juli 2011

Tim Knol of toch niet?

Ik mag jaarlijks mee op een fietsweekend. Ja, dat staat er echt. Maar fietsen doe ik nooit. Dat laat ik aan al die vrienden over die denken dat ouder worden nog te  bestrijden valt met inspanning. Ik denk vooral dat ouder worden steeds meer bestreden kan worden met ontspanning.

Daarom mag ik ook mee. Ik ben van de ontspanning. Ik ben van de muzikale omlijsting. Een avondje Rob in Point de Vue in België. Wie wil dat niet meemaken. En, omdat noten meer zeggen dan letters, hier een proeve van de sfeer. Het lijkt wel Tim Knol op latere leeftijd. Of misschien ook weer niet?



Vergeef mijn vrienden die meezingen. Zij kunnen het ook niet helpen dat zij enthousiast zijn en minder zangtalent hebben. En met dank aan die andere Rob voor de opname.

maandag 11 juli 2011

Barcelona: Stad van Gaudi (2)

Het is 1883. In Barcelona is een jaar eerder de bouw begonnen van de Sagrada Familia. De opdrachtgever haalt de eerste archtitect van het werk en vraagt aan Gaudi om de kerk af te maken. Tot aan zijn dood werk hij aan de kerk. Maar hij zal nooit de zijn meesterwerk in volle voltooiing zien. De vraag is of ik dat moment ook ooit zal beleven.

Als ik uit de metro kom, zie ik de geboortegevel in volle glorie voor me. Op het eerste gezicht lijkt het of immense druipkaarsen hun resten op de gevel hebben achtergelaten. Maar als ik dichterbij kom, zie ik de beeldengroepen die in nissen opdoemen. Mijn ogen schieten langs de gevel op en neer. Van de schildpadden die de kolommen lijken te dragen tot de spiraalachtige torens ver in de lichtblauwe lucht.

Ik loop om de kerk heen en sta in de rij voor de ingang. Dit is lijdensgevel. Een modernistische strakke gevel, met aan het Kubisme en Picasso denkende beelden. Het is bijna een genot om in de rij voor de kassa te mogen staan. Nu kun je kerk langzaam tot je nemen.

Als ik naar binnen loop, stokt mijn adem. Zoiets heb ik nog nooit gezien. Lichtgekleurde kolommen reiken naar boven, om halverwege te vertakken in andere kolommen, die op hun beurt verder vertakken naar het dak van de katedraal. Dit is geen gebouw, maar een bos. Dit is geen architectuur, maar kunst. Dit is geen werkelijkheid, maar droom. Ik ga zitten en neem starend naar boven deze droomwereld in mij op.

De Sagrada Familia is nog niet af. Maar is zelfs nu al een van de meest fascinerende bouwwerken die ik ooit heb gezien. Ik loop er meer dan een uur dwalend in rond, steeds weer geraakt door het licht in de kerk, de kleuren van de ramen, de verrassende details en de prachtige beelden. Enigszins dromerig loop ik weer naar buiten. Bij het oversteken van de weg let ik goed op. Dat deed Gaudi niet in 1926. Hij kwam onder een tram en overleed.

maandag 27 juni 2011

Barcelona: Stad van Gaudi (1)

Bijna twee maanden geleden was ik voor het eerst in Spanje. Nou ja, Catalonië om precies te zijn. Ik was slechts een van de weinigen die nog nooit in Barcelona was geweest en dus werd het hoog tijd. Het hotel stond hartje centrum en had de gewenste luxe. En, in tegenstelling tot de weersverwachting, scheen de zon gewoon zoals het hoort in een Zuid-Europees land.
Na een namiddagje doelloos dwalen door het oude centrum, waarbij ook enkele honderden meters van de overvolle en toeristische Ramblas hoorden, zeeg ik neer in lounge van het hotel. Een goed glas wijn en vast de dag van morgen plannen.

Dit wordt een Gaudi-dag. Ik steek om 10 uur mijn hoofd boven de grond en zie in de verte de 'drakenrug' van Casa Batlló. Er staat al een heuse rij toeristen te wachten bij de ingang, maar gelukkig beweegt de rij snel langs de kassa. Ondertussen neem ik de voorgevel van dit prachtige huis in mij op. Het was een bestaand huis dat door Gaudi in 1904 is verbouwd. Het lijkt of de gevel wordt gesteund door botten met prachtig gevormde balkons die het bijna een menselijk gezicht geven. Eenmaal binnen is de fascinatie compleet. Geen muur is recht, geen raam heeft dezelfde vorm, alles is uniek en organisch. De plafonds, de trappen, het glas-in-lood. Ik kijk mijn ogen uit. Langzaam bestijg ik de trappen rondom het blauwbetegelde atrium. Dan sta ik op het dak. Hier zijn de beroemde schoorsteenkappen van Gaudi te bewonderen. Met mozaïek gevormde grillige vormen die kleurrijk naar de hemel reiken. De geschubde drakenrug met haar groengeglazuurde wervelkolom. Elk detail is bedacht en elk detail is handgemaakt.

Eenmaal buiten geniet ik na op een terras en neem een kleine lunch. Een glas heerlijke ijskoffie completeerd het gevoel dat dit een bijzondere dag zal worden.

Een paar honderd meter verder ligt Casa Milà, een door de architect in 1906 ontworpen appartementencomplex. Ook hier staat een rij wachtenden in de zon. De gevel golft en deint op en neer en de ijzeren balkons lijken op gevlochten tropische planten. Binnen zijn er twee atriums met zachte groene en paarse kleuren. Ik neem de lift naar het dak. Als de deuren opengaan ontvouwt zich een wonderlijk schouwspel. Ik word aangestaard door tientallen stenen gezichten. Ridders en verbaasde Buddha's. Het is moeilijk te beseffen dat ook dit allemaal schoorsteenkappen zijn. Vanuit elke hoek lijken de sculpturen anders. Een lijkt op de 'schreeuw van Munch'. Elders staan vier 'ridders' met verschillende gezichtsuitdrukkingen over de stad heen te kijken. Ik heb zelden architectuur en kunst zo met elkaar verbonden zien zijn. Eigenlijk kan ik hiet uren zitten en alleen maar kijken. Toch besluit ik uiteindelijk weer naar beneden te gaan. Ik bezoek nog een van de appartementen en daal verder af. Beneden op straat kijk ik nog een keer terug naar het gebouw voordat ik weer onder de grond ga op weg naar nog meer Gaudi....

dinsdag 7 juni 2011

Bij de dood van Willem Duys

Ik heb Willem Duys nooit ontmoet. Maar het had wel gekund. Ik was 14 jaar oud toen wij voor het eerst gingen kamperen in Frankrijk. Het was een lange reis naar Vallon Pont D'Arc in de Ardeche. De camping was net een dag open en we waren met drie gezinnen neergestreken op de vrijwel nog maagdelijke camping. De campinghouder kwam langs en vroeg in het Frans of we 'glace' wilden. Mijn broer, die toen 16 was en al Frans op school had gehad, zei dat hij vroeg of we een ijsje wilden. Natuurlijk wilden we dat, want het warm daar in de nauwe rotsachtige engte waar de rivier zich doorheen kronkelde. De campinghouder trok een wat verbaasd gezicht toen we hem vertelden dat we 10 ijsjes wilden, maar vertrok richting winkel. Hij liet lang op zich wachten, maar na een half uur verscheen hij weer. Dit keer in een auto met aanhangwagen. Daarop stond een grote kist. Met een glunderend gezicht wees hij naar de kist en herhaalde 'dix glaces'.  We openden de kist en zagen - in plaats van lekkere waterijsjes - grote vierkante blokken ijs. Hij bleek een heuse vrieskist te hebben gebracht. Al lachend sjouwden we kist van de aanhanger in de schaduw onder de bomen.

Na een week wilden sommigen van de volwassenen naar huis bellen om te vertellen dat alles goed ging. Mobiele telefoons bestonden nog niet en ook de camping had geen telefoon waarmee je naar Nederland kon bellen. Dus gingen enkelen in de auto naar het postkantoor in het dorp. Na enkele uren kwamen ze terug. Het telefoneren was niet gelukt, maar ze hadden wel een echte Bekende Nederlander ontmoet; Willem Duys! En dat Willem heel gewoon was in het echt. En dat Willem van dichtbij niet zo fraai eruit zag als op televisie. En dat Willem ook zat te wachten op verbinding met het thuisland. En Willem dit en Willem dat. Kortom, het was een hele belevenis geweest daar in het postkantoor.

Willem Duys woonde in die tijd zomers in Frankrijk en blijkbaar was hij bij ons in de buurt. Op het postkantoor hadden ze verteld dat wellicht 's middags er wel verbinding met Nederland mogelijk zou zijn. En dus zou na de lunch er weer naar het dorp worden gegaan. Grote kans dat Willem Duys daar ook weer zou zijn. Er werd snel geïnventariseerd wie er allemaal meewilden om deze teeveepersoonlijkheid in levende lijve te aanschouwen. Ik dacht er slechts kort over na. Waarom 2 uur in een broeierig postkantoor vertoeven als je ook lekker in de stromende rivier kan zwemmen en spelen. De keus was snel gemaakt.

En zo liep ik mijn enige kans mis om Willem Duys in het echt te ontmoeten.

zaterdag 21 mei 2011

Musical Spamalot

Absurdistisch. Dat is het enige woord waarmee deze tekst kan beginnen. Ik ken het woord pas sinds het begin van jaren zeventig van de vorige eeuw. Misschien is het woord absurdistisch toen pas uitgevonden. Wellicht al eerder, want het is woord dat hoort bij de humor van Monty Python, een voornamelijk Brits schrijverscollectief die eind jaren zestig van de BBC de mogelijkheid kreeg om 12 afleveringen te maken voor de televisie. In het begin keken er slechts weinig mensen naar, ook in Groot Brittanië. Maar toen de serie werd herhaald, werden ze een enorm succes. Ook in Nederland werden ze uitgezonden door de VPRO. Het was rare televisie, met vreemde, niet te volgen overgangen tussen totaal verschillende scenes. Maar het vooral enorm grappig. Monty Python werd een begrip en ze gingen ook films maken, zoals Monty Python and the Holy Grail. Het succes duurde voort en ook de individuele leden van de groep waren ieder voor zich succesvol. John Cleese in Fawlty Towers, Michael Palin in films en documentaires en Terry Gilliam als regisseur van Time Bandits en Brazil!

Meer dan veertig jaar later is er nu Spamalot, een musical die - zoals de makers zelf zeggen - losjes gebaseerd is op de film The Holy Grail. We zitten op rij 8 in het Koninklijk Theater Carré, dat slechts voor de helft is gevuld. Absurd!
De musical is geweldig, van begin tot eind. Het is enerzijds de ultieme persiflage van een musical en anderzijds een feest der herkenning voor Python-liefhebbers. Bijzonder is dat de Engelse humor geweldig is vertaald naar Nederlandse humor. De beste rol wordt gespeeld door Nordin de Moor, een Vlaamse acteur die Patsy speelt, de met kokosnoten-paard-naspelende begeleider van King Arthur. Zelfs als hij aan de zijkant van het toneel staat, blijft hij de aandacht trekken met geweldige gezichtsuitdrukkingen die mij spontaan in Carré laten bulderen van het lachen.


Dit is dus een lovende recensie van een musical. Op zich al te absurd voor woorden. Maar gaat dat zien!

Meer info op: http://www.spamalotdemusical.nl/

vrijdag 20 mei 2011

Brand rondvaartboot bij Carré

Een doodgewone donderdagavond in Amsterdam. Lekker gegeten in Quartier Latin in de Utrechtsestraat en vervolgens naar theater Carré voor een voorstelling van Spamalot (waarover later meer). Ik maak mijn fiets vast aan de brug aan de Amstel en loop met twee vrienden het theater in.

Na afloop besluiten we nog een biertje te gaan drinken in de Sarphatistraat. Het café is niet erg gevuld en wellicht komt dat door de twee muzikanten die wanhopig proberen een versie van Brown Sugar van de Rolling Stones uit hun instrumenten te persen. Luisteren heeft geen zin, dus praten we nog wat na over de voorstelling. Plotsklaps schieten twee brandweerauto's met luide sirenes langs ons raam. Er zal wel ergens een fikkie zijn in de stad. We praten weer rustig door, totdat de vrienden weg moeten om hun treinen te halen naar Almere en Den Dolder.

Ik loop terug naar mijn fiets bij Carré. In de verte voor me zie ik auto's met zwaailichten. Het lijken wel de brandweerauto's en ze lijken vlak voor Carré te staan. Het theater zal toch niet in de hens zijn gevlogen? Dat blijkt gelukkig niet zo te zijn als ik bij Carré aankom. Ik passeer een brandweerauto en wil verder lopen naar de brug waar ik mijn fiets aan vast heb gemaakt, maar de weg wordt geblokkeerd door een rood-wit gestreept lint. Daarachter staat een dienstdoende agente. Ik vraag haar of ik naar mijn fiets mag die even verder staat. 'Helaas mijnheer, dat kan nu niet.' Ik vraag haar wat er aan de hand is en hoor dat er een woonboot in brand staat. Als ik langs haar kijk, zie ik dat er nog een brandweerauto staat en veel zwaar uitgedoste brandweerlieden, vlak bij de plek waar mijn fiets is. Althans, als-ie er nog is.

Ondertussen komen meerdere mensen aanfietsen over de kade. Sommigen doen net of ze het lint over de weg niet zien en willen er onder door. De agente spreekt ze kordaat aan en zegt dat ze om moeten fietsen. Ik kijk met enige verbazing naar de reacties van sommigen, zoals die van de fietser die, terwijl hij bukt om onder het lint door te komen, even later met droge ogen beweert dat hij het lint niet heeft gezien. Mooi staaltje acteerwerk en dat vlak voor Carré!

Ik vraag beleefd aan de agente of ik een sigaret mag opsteken. Je weet tenslotte nooit of je voor pyromaan wordt aangezien. Het mag en ik wacht rustig af, ondertussen fungerend als plaatsvervangend bewaker van het rood-witte lint en mensen terugsturend op hun fiets.

Een fietser meldt dat hij de eigenaar van de boot is. 'Dat is gek', zegt een andere agent, 'die is er al.' Later blijkt dat het om de kapitein gaat en dat de fietser de werkelijke eigenaar is. Toch moet ook hij wachten. 'U kunt nu toch niets doen en over vijf minuten is de schade net zo groot', spreekt de agent hem geruststellend toe, maar waarschijnlijk het tegenovergestelde effect bereikend.

Als er na twintig minuten fietsers van de andere kant onder het lint doorkomen, beseft mijn agente dat ze ook mij niet meer tegen kan houden. Ze complimenteert mij nog met mijn geciviliseerde gedrag: 'U verdient een pluim meneer. Was iedereen maar zo.' Ik bedank haar en loop glimlachend naar mijn fiets. Die staat nog onbeschadigd aan de brug. Ik stap op en rij naar huis. Pas een dag later lees ik dat het om een electrische rondvaartboot van rederij 't Smidtje ging waarbij kortsluiting is ontstaan.

maandag 16 mei 2011

Ajax kampioen 2011

Vandaag is Ajax kampioen van Nederland geworden. Voor de dertigste keer maar liefst en na een zinderende - zo heet dat toch in het jargon - finale tegen haar tegenstrever en tevens titelpretendent FC Twente. Deze wedstrijd volgde ik vooral via Twitter en zag het wedstrijdverloop langs mij scrollen.

In 1970 was ik vaak in het stadion van Ajax, toen nog in De Meer. Daar stond ik als jongetje van 10 jaar oud met mijn oudere broer en twee vriendjes vaak bij thuiswedstrijden. Een kaartje kostte toen 50 cent en later maar liefst een hele gulden. We stonden in vak G aan de Diemenzijde, vlak naast de toen nog niet zo beruchte F-Side. Ook dat jaar werd Ajax kampioen, toen voor de 14e keer en voor de 6e keer na invoering van het betaald voetbal.

Wat herinner ik me nog uit die tijd? We liepen om 12 uur naar het stadion, zo'n kwartiertje lopen, om in een lange rij voor het hek te staan om kaartjes te bemachtigen. Je moest je hoofd in een klein verkoophokje steken en als je niet oppaste werd je door de dringende mensen achter je bijna onthoofd. Dan weer naar huis, om twee uur later weer naar het stadion te lopen. Je passeerde het eindpunt van lijn 9 en liep door de vele mensen richting de tribune. Daar probeerden we zo dicht mogelijk bij het hek te komen, maar niet er tegenaan, want dan kon je platgedrukt worden. Op de tribune stonden her en der nog wat hekjes waar je tegenaan kon hangen. Ons vak was schuin achter een van de doelen en van daaruit volgden wij de wedstrijden tegen NEC, GVAV, DOS en Haarlem. Na de wedstrijd gingen we vaak bij de uitgang van kleedkamers staan om handtekeningen aan de spelers te vragen. Zo kreeg ik mijn boekje vol met het 'gouden Ajax'; Johan Cruijff, Piet Keizer, Sjakie Swart, Barry Hulshoff, Ruud Krol en Wim Suurbier. Maar ook vroegen we de handtekeningen van de tegenstanders, al wist ik vaak niet hoe ze heten. Mijn vriendjes wezen dan aan naar wie ik toe moest gaan. Ik vroeg keurig een handtekening en daarna hoe ze heetten. Dat laatste bracht soms wel een teleurstellende blik op het gezicht van deze semi-profs uit de lagere regionen van het betaald voetbal.

Een keer was ik aanwezig bij een kampioenswedstrijd. Dat was in 1991 in het Olympisch Stadion tegen Vitesse. Ajax deed wat het moest doen, namelijk winnen door doelpunten van Dennis Bergkamp, John van de Brom (in eigen doel) en Michel Kreek. Helaas won PSV ook die dag en werd op doelsaldo kampioen.

Maar het meest treurige Ajax-moment was de afscheidswedstrijd van Johan Cruijff. Op een regenachtige novemberavond reed ik op de fiets naar het Olympisch Stadion waar Bayern München de tegenstander was. Het weer was triest en ook de wedstrijd. De Duitsers hadden geen zin om er een vriendschappelijke wedstrijd van te maken en de Ajax-spelers geen zin om er een wedstrijd van te maken. Uiteindelijk werd de uitslag 0-8, waarbij er nog 3 doelpunten van de gehate Duitsers werden afgekeurd.

Maar nu is mijn jeugdcluppie weer kampioen! Met een beetje mazzel (dat wel), maar ook met gogme. Het blijft toch de 'mooiste club van allemaal'!

vrijdag 8 april 2011

Roubaix

Je moet niet aan me vragen om Roubaix op de kaart aan te wijzen. Deze kleine stad van 100.000 inwoners heeft denk ik ook weinig te bieden aan toeristen. Het is ooit heel even van ons Nederlanders geweest. Vanaf 1708 mochten wij er zes jaar van genieten en heette de stad Robaais. Toen kwam de Vrede van Utrecht en werd de stad van Frankrijk.

Roubaix komt één keer per jaar echt in het nieuws. Dan eindigt de mooiste wielerklassieker in het kleine Velodrome in de stad na een tocht van 258 kilometer vanaf de noordkant van Parijs. Het parcours is relatief vlak en gaat door een relatief onooglijk landschap waar hier en daar nog de restanten van mijnschachten en oude textielfabrieken staan. Het parcours lijkt vlak, maar is het niet. Meer dan twintig procent van het wegdek is verre van vlak. Het zijn de vermaledijde kasseien die deze koers zo zwaar en tegelijk zo mooi maken. Als het guur regenachtig voorjaarsweer is, vormen de stenen een verradelijk glimmende modderige ondergrond voor de dunne tubes van de renners. Bij winderig droog weer waaien stoffige wolken over het land en zie je tussen de kasseistroken de renners wanhopig van waaier naar waaier manoevreren.


Parijs-Roubaix is de koers van de eenling. Ploegentactiek is bijna onmogelijk. Knechten proberen hun kopman keurig af te leveren bij het beruchte Bos van Wallers-Arenberg, maar blijven daarna vaak wanhopig spartelen in de achterhoede. Hooguit kunnen ze hun wiel of fiets nog afgeven aan hun leider in de koers, als de ploegleiderswagen op de smalle wegen niet snel genoeg naar voren kan rijden.


Parijs-Roubaix kent markante winnaars. Vaak zijn het bonkige, knoestige renners, die het dokkeren over de slecht liggende stenen met hun lichaamskracht kunnen opvangen. Die na het vallen gewoon opstaan en verder gaan. Het is geen koers voor 'flyers', lichtvoetige en ranke wielrenners.

De mooiste winnaars waren natuurlijk Roger de Vlaeminck, Francesco Moser en Gilbert Duclos-Lasalle, de man uit de streek zelf. Maar ook Nederlanders wonnen deze uit 1898 stammende wedstrijd. De recent overleden Peter Post won in 1964 en is nog steeds recordhouder van de snelste Parijs-Roubaix ooit, weliswaar gereden met heel veel rugwind. Maar mijn mooiste herinnering gaat uit naar Hennie Kuiper. Deze, voor de televisiecamera's hakkelende Twent, reed in 1983 vooraan in de koers. Hij had een kleine voorsprong op zijn achtervolgers. Plots gleed zijn fiets in een kuil naast de weg. Verder fietsen bleek onmogelijk. Zijn fiets is kapot en Hennie stond schreeuwend langs de kant van de weg. Woest keek hij of een materiaalwagen hem kon helpen. Het duurde lang, heel erg lang. Eindelijk was daar hulp. Met de nodige onhandigheid kreeg hij een nieuwe fiets kon hij verder. Zijn achtervolgers moesten hem nu toch haast wel zien. Maar Hennie ontketende zijn laatste krachten en reed Roubaix binnen, nam het beroemde 'hupje' van de wielerbaan en reed alleen richting finish. Daar ontving de door de modder besmeurde renner een van de mooiste troffeeën die de sportwereld kent; een kassei op een sokkel.

En dan mogen de renners naar de douches, de beroemste douches uit het wielrennen. Waar de kale hokjes de namen van vergeten renners dragen. Ach, Parijs-Roubaix is gewoon de mooiste koers in het jaar! Zondag 10 april is het weer genieten.

vrijdag 1 april 2011

Dichter bij de Ronde van Vlaanderen

onder zuidvlaamse wolken
met rauwe grauwe grijns
suizen ontieglijk vroeg
verbeten flandriens

gekromd zoals de bomen
vernijdigt zich de strijd
over kasseien wegen
windop tegen de tijd

melkkoeien slaan op hol
door 't heuv'lend platteland
wanneer de waaier spint
en zich bergop verkrampt

lichtvoetig over muren
bemerkt de favoriet
hoe bij het hemelrijk
de tegenstand verschiet

geledigde bidonnen
dwarsen furieus de baan
de achtervolgers strijden
maar er is geen houden aan

Aramis


De Muur van Geraardsbergen

Rilling en razernij door het peloton:
de Muur van Geraardsbergen staat
als een pantsercolonne van kasseien
te wachten en lacht zijn stenen bloot.
Benen breken in een helse kramp,
hoofd en adem haperen bij zoveel vertoon
van hoog en steil en bijna niet te temmen.

De Muur slaat zijn porfieren klauwen uit,
maait als een oorlog jonge mannen weg.
En houdt dan plots op muur te zijn:
wanneer de strijd bergop gestreden is
en de laatste man zijn lijf behoedzaam
tot zijn oude vormen heeft teruggebracht,
huilt de helling om voorbij verdriet.
Fluweel over de stad die haar torens telt
en de renners afgeranseld naar de finish jaagt.

Willie Verhegghe


De Ronde van Vlaanderen
‘gedicht voor Albéric’


Langs het parcours liggen
herinneringen aan Albéric Schotte
wiens naam als een eerlijke
mens en bijzondere coureur
vele generaties zal overleven.
Want zijn karakter was goed en
gelijkmatig als zijn cadans en de
muziek van de wind in zijn wielen zal…

Zingen van de ijzeren Flanderien
die op een koersvelo rijdt langs
hobbelige kasseien uit gres of porfier,
in de zon, in de hagel, in de sneeuw met
de wind mee of tegen, bergop of bergaf.
In zijn spoor in de pletsende regen
Koersen nu ‘zij aan zij’ Vlamingen en
Walen, Australiërs, Russen en Amerikanen
even strijdlustig als hij met alle hoop op …

Overwinnen

Karel de Pelsemaeker


donderdag 31 maart 2011

Koppenberg

De Ronde van Vlaanderen kent vele hoogtepunten. Een daarvan is de Koppenberg. Hij doemt nu op na 181 kilometer als negende helling in de wedstrijd. De Koppenberg is pas sinds 1976 opgenomen in de wedstrijd. Slechts enkelen kenden het bestaan, maar zwegen over deze klim van 75 meter hoogte. Zelfs de zoon van Karel van Wijnendaele voelde niets voor deze helling. De Koppenberg stond gelijk aan een halve kilometer slecht wegdek, bedekt met gras en modder en had steile en gevaarlijke afboordingen.

Maar een boekhouder die op de Koppenberg woonde, stuurde een brief naar de organisatie van de Ronde en zo kwam de berg toch in het parkoers. En meteen ging het fout. In het eerste jaar kwamen slechts 5 renners fietsend over deze gemene puist in Vlaanderenland. Zelfs Eddy Merckx moest te voet. Wijlen Gerrie Knetemann schreef daarover nog een limerick:

Er was eens een heuvel met koppen
Wie gaat daar nou niet naar de knoppen
Die puist is zo lastig en steil
Je komt er boven als een dweil
Menig kampioen heeft er moeten stoppen

Toegegeven, het is niet het knapste stukje poëzie, maar voor een ex-stratenmaker niet onverdienstelijk.

De jaren daarna waren niet veel beter. In 1977 kwam er maar 1 man fietsend de Koppenberg over. In 1978 waren daarom maatregelen genomen. Het publiek moest meer aan de kant en alleen auto's van officials mochten nog over de berg.

Toch ging het nog een keer goed fout. In 1987 reed de Deen Jesper Skibby aan kop van de wedstrijd. Zijn medevluchter Ludo Schurgers had hij op de Patersberg achter zich gelaten. Maar ook Skibby zat er goed doorheen. Het peloton was al op 30 seconden genaderd toen hij de eerste kasseien van de Koppenberg beroerde. Achter hem reed de wagen van de wedstrijdleider Jacques Martens. Ook hij zag het peloton met rasse schreden naderen en wilde de Deen nog voor de Koppenberg inhalen. Helaas, hij zag nu een zwoegende en zwalkende renner voor zijn auto. In zijn spiegel doemden de vastberaden koppen van de kopmannen van deze koers op. Hij zag maar één uitweg. Hij stuurde de auto tussen Skibby en de berm. De vermoeide renner schrok van de plotseling verschijnende auto en raakte de berm. De zwaartekracht nam het nu over en Jesper Skibby viel op de grond. Hij zag dat de auto over zijn fiets heenreed en hij kon nog net op tijd zijn voet van zijn pedaal trekken. Even later kwamen de andere renners langs. Zij hadden weinig oog voor de scheldende Deen in de berm met zijn kapotte fiets machteloos in zijn handen.

(Met dank aan Wiep Idzenga die over de Koppenberg een prachtig verhaal schreef in De Muur, het Wielertijdschrift voor Nederland en Vlaanderen, nummer 32)

woensdag 30 maart 2011

De Ronde in foto's

De Ronde van Vlaanderen is niet alleen voor wielrenners het ultieme hoogtepunt. Ook voor fotograven levert de Ronde een uitgelezen mogelijkheid voor prachtige foto's. De koers, de renners, het landschap en de fans; samen vormen zij een prachtige samensmelting van wat Vlaanderen is. Knoestig, weerbarstig en van een schoonheid van vervlogen jaren.

De fotograaf die in mijn ogen dit het mooist weet vast te leggen is Stephan Vanfleteren. Een hommage aan hem en aan de Ronde.

maandag 28 maart 2011

Karel van Wijnendaele

De Ronde van Vlaanderen had nooit bestaan zonder Karel van Wijnendaele. Deze Vlaming, die eigenlijk gewoon Carolus Ludovicus Steyaert heette, was als jonge jongen koewachter (kom daar nu nog eens voor) en boodschappenjongen. Hij werd zelfs vier jaar wielrenner op zijn twintigste, maar had weinig talent.

Op zijn dertigste richtte hij met anderen het blad Sportwereld op en kon zo een grote wielerkoers organiseren. Dat werd de Ronde van Vlaanderen, voor de eerste keer in 1913 en 'slechts' 330 kilometer over zeer slechte wegen. Er waren maar 37 renners aan de start en een jaar later slechts 10 dapperen. Toen brak de Grote Oorlog uit, waarbij het parcours vier jaar lang niet werd bevolkt door wielrenners, maar door duizenden soldaten die hun leven lieten in de Vlaamse heuvels rondom Ieper.

In 1919 probeerde Karel het weer, dit keer met een kortere afstand. In de jaren twintig was het nog steeds een Belgische koers en werd op dezelfde dag verreden als Milaan-San Remo, waardoor vele internationale toppers wegbleven. Toen kwam de tweede oorlog.

Pas na 1947 groeide de Ronde uit tot het fenomeen wat het nu nog is. Maar daarvoor had zich nog een probleem voorgedaan. Door asfaltering van de wegen in Vlaanderen was het parkoers te makkelijk geworden. Er moest naarstig gezocht worden naar kasseien. Dat is de reden dat de vele bergjes in de Ronde zijn opgenomen.

Karel van Wijnendaele stierf in 1961, 79 jaa oud. In zijn sterfjaar sprak hij nog over zijn Ronde: "In 1913 was de Ronde een klein, mager, schamel jongetje en werd een reus."

zondag 27 maart 2011

De Ronde

Er is maar één evenement dat De Ronde heet; de Ronde van Vlaanderen. De wielerwedstrijd waar voor de echte fans het wielerjaar echt mee begint. Ja, ja, natuurlijk is Milaan-San Remo ook een mooie wedstrijd, maar de heroïek van de wielrensport komt pas echt naar voren in De Ronde. Volgende week zondag is het weer zover en koersen de renners de 258 kilometer van Brugge naar Meerbeke, waarbij hun ranke fietsen dokkeren over de vele kasseistroken en de 18 bergjes. Met prachtige namen die in ons geheugen gegrift staan: Kruisberg, Oude-Kwaremont, Koppenberg, Steenbeekdries, Taaienberg, Molenberg, Tenbosse, Muur en Bosberg.

De Ronde is rijden door historie. De noeste koppen van de Flandriens. De gele vlaggen van Vlaanderen. De valpartijen en bandbreuken. Het stof en de modder. De Ronde wordt nooit gewonnen door 'kleine' renners. Het is - zoals ze in Vlaanderen zeggen - de hoogmis van het wielrennen.

Vandaag is Gent-Wevelgem, een voorproefje. Een semi-klassieker van 'slechts' 205 kilometer. In een spannende finale wint uiteindelijk Tom Boonen. Een bijzondere overwinning, omdat niemand meer echt rekening met hem hield. En nu zal Vlaanderen wel weer gek worden en 'ons Tommeke' weer huizenhoog favoriet zijn voor komende zondag. Iedereen zal op hem letten in de koers. En dat is weer plezierig voor de andere favorieten: Cancellara, Gilbert, Nuyens, Devolder, Flecha of misschien wel Langeveld.

Deze week staat in het teken van De Ronde. Een lekker voorproefje voor een van de mooiste wedstrijden in het jaar!

maandag 21 maart 2011

Humor in Afrika

Iedereen die deze blog volgt - en er is nog plaats voor enkelen - weet dat ik een tijd in Zuid Afrika hebt gebivakkeerd. Een aspect waar ik echter nooit over heb geschreven is Zuid Afrikaanse humor. En dan bedoel ik vooral de humor via cartoons in kranten. Mijn favoriete cartoon is Madam & Eve, waarin een keurige, maar nogal naïve, blanke dame figureert (de Madam). Zij heeft een slimme zwarte hulp in het huishouden (Eve). Samen beleven zij sinds de vroege jaren negentig van de vorige eeuw vele avonturen en becommentariëren zij het nieuws, zowel in Zuid Afrika als in de wereld. Het is een prachtige cartoon en ik heb vele jaren hun boeken gekocht.

Ik was benieuwd hoe het met ze gaat. En vooral wat ze van de huidige situatie in Libië vinden. Al zoekend op internet kwam ik meer Zuid Afrikaanse cartoonisten tegen, waarvan Zapiro de bekendste is. Hieronder hun commentaar op het wereldnieuws in Libië en wat zij van Khadaffi vinden.

donderdag 17 maart 2011

Muziek en vrienden (21)

20. Saturday morning on Sunday street – Mark Olson & Gary Louris



The Jayhawks zijn niet meer. Helaas. Maar de zangers nog wel. En laten ze nou eind 2008 gewoon samen in de Melkweg in Amsterdam staan. Mark Olson en Gary Louris. Ik had ze niet uit de krant eruit gepikt, maar gelukkig Joep Koperdraad wel. En ik was ook nog zo gelukkig dat hij mij had gemaild of ik wellicht zin had om te gaan. Dat was niet zo moeilijk om te beantwoorden en dus stap ik op een koude, winderige woensdagavond uit de tram op het Leidseplein en loop ik naar de Melkweg. Er staat een immens lange rij voor de deur, maar die blijkt voor een andere band te komen, namelijk TV on the Radio. Ik rook al wachtend nog wat sigaretten, want binnen roken is sinds een half jaar niet meer toegestaan. Uiteindelijk zijn we met z’n vijfen, naast Joep en zijn broer Tom, nog twee vrienden, Hans en Mike. De kleine zaal is goed gevuld met vooral mannen van gelijke, en zo te zien, voornamelijk onze leeftijd. Op het podium staan twee microfoons en twee akoestische gitaren klaar. Een sober concert dus. Ze komen op en hangen de gitaren om. Nog even stemmen en dan begint het. En het is geweldig! Wat een fantastische stemmen en wat een geweldige nummers. Alsof ik het al vermoedde, heb ik voor het concert al de cd van deze twee heren gekocht en ik concludeer al snel dat dit zeker geen miskoop zal zijn. Ze spelen ook nog een aantal nummers van The Jayhawks, wat in deze bezetting ook geweldig klinkt. Een van de mooiste nummers en ook nog met een prachtige titel is Saturday Morning On Sunday Street. In de verte hoor je de klanken van Simon & Garfunkel en The Everly Brothers erdoorheen. Kortom deze laatste aanwinst is een prachtig slot van deze lijst van vriendschap.


zondag 27 februari 2011

Sarajevo

Het is 1.700 kilometer vanaf mijn woonplaats. Sarajevo. Nu een plaats in Bosnië-Herzogovina. Slechts meer dan 15 jaar geleden was dit oorlogsgebied. Een oorlog waar we in Nederland slechts weinig meer van weten. Of beter nog, van willen weten. Het trauma is te groot voor Nederland. Ach, we zijn niet te benijden. Zeker niet vergeleken met de mensen in Sebernica.

Waarom plotseling deze opwelling van cynisme? Simpel door een enkele film, The Hunting Party. Een film die het ongeloofwaardige verhaal vertelt van drie Amerikaanse journalisten die vijf jaar na de oorlog op zoek gaan de grootste oorlogsmisdadiger in Servië. De film is meeslepend genoeg om naar te kijken. En het raakt ook wel de waanzin van de oorlog. Het is misschien wel meer de achtergrond van het verhaal die meer raakt dan het verhaal van de drie journalisten.

Waarom? Waarom is deze oorlog vergeten? Waarom heeft deze film het slecht gedaan in Amerika, in Kroatië, in Bosnië-Herzogovina en in Servië. Is het misschien te ongeloofwaardig? Is het misschien omdat Richard Gere te links is? Is het misschien omdat de film te kritisch is tegen de instanties?

Ik vond het wel een goede film, maar ik wil nog steeds meer weten van het ware verhaal van die waanzinnige oorlog op slechts 1.700 kilometer van mijn huis. Slechts 15 jaar geleden.

zondag 13 februari 2011

Dramatische film

Ik zal eerlijk zijn. Ik heb vanavond puur uit loyaliteit een film uitgekeken. Loyaliteit aan iemand die ik graag mag. Iemand die mij enthousiast een dvd gaf en op mijn vrije dag een e-mail stuurde of ik al gekeken had. Toen had ik nog niet gekeken, maar nu wel.

Waar gaat het over? Het gaat over de film Airplane II; The sequel. Nou kende ik de film Airplane wel, met Leslie Nielsen. Een film waarin je vooral moet houden van melige grappen. Dat doe ik op zich wel, maar niet altijd. Deel twee, overigens zonder Leslie, is van dezelfde soort. En ja, na slechts een paar minuten weet je, dit is een film met melige grappen. Maar, of ik ben niet in de stemming voor melige grappen, of dit is gewoon een slechte film.

Ik ga jullie niet vermoeien met het verhaaltje van de film, want het verhaaltje is flinterdun. Ik ga jullie ook niet vermoeien met de clou van het verhaal, want die is dubbeldik flauw. Er waren twee hoogtepunten in de film voor mij. De eerste was een heel kort optreden van Norm Peterson, mijn favoriete personage uit Cheers. De tweede was dat de film maar 80 minuten duurt. Mooiste shot: The End.

Ben ik niet te positief over deze ontroerende comedie? Ach, een fles rode wijn maakt alles iets rooskleuriger. Dus mijn advies voor alle toekomstige kijkers: drink voldoende om deze dramatische film te vergeten, maar drink niet te veel om de titel voor eeuwig op je zwarte lijst te zetten.

En ja, ik blijf loyaal aan degene die mij deze film gaf. Want hij gaf mij ook Cidade de Deus (City of God), een prachtig Braziliaans epos. Dat is pas een echt een dramatische film.

woensdag 19 januari 2011

Muziek en vrienden (20)

19. Will I see you in heaven – The Jayhawks


Deze muzikale top twintig gaat over de betekenis van vrienden en muziek. Een reis langs mijn muzikale leven en ook een reis van mijn leven via muziek. Ik ben nu eenenvijftig. Een leeftijd waar je, toen de nummer 1 van deze lijst uitkwam (1967) – ik was toen slechts acht jaar – niet van droomde en geen voorstelling van had. Alles ouder dan twintig was oud, met gradaties van oud tot zeer oud (je opa’s en oma’s). Ook nu heb ik geen voorstelling van wat het betekent om 82 te zijn. Nog steeds blijven er gradaties van oud tot zeer oud. Welke muziek vind ik dan mooi of nog mooi? Als ik dan nog een top twintig zou mogen en kunnen maken, welke nummers van deze lijst staan er dan nog in? Geen idee en dat is maar goed ook. Muziek is een gemoedstoestand of een herinnering aan een gemoedstoestand. Daarom zijn The Fouryo’s zo mooi en daarom is het volkslied van Zuid-Afrika zo mooi. Omdat het mij terugbrengt naar andere tijden, andere mensen en andere belevenissen.

Nu zit er een prachtige CD in mijn auto. Die zit er al in sinds ik deze aanschafte. Het is de Amerikaanse groep The Jayhawks. Ooit had ik al een CD van ze gekocht, natuurlijk via een vriend aangeraden – Luuk in dit geval – en wist ik hoe goed deze groep was. Maar met de CD “Rainy day music” ben ik volledig verknocht geraakt aan deze band. Helaas heb ik ze nog niet live mogen zien en horen, maar tot dusver doe ik  met het melodieuze geluid via mijn autospeakers. Het maakt me rustig, tevreden en misschien wel melancholiek.

Helaas geen live-opnamen, dus hierbij het origineel van de cd.

dinsdag 11 januari 2011

Moonfire op Buitenplaats

Het is oudejaarsdag en ik rij in de auto van Jeroen richting Leiden. Daar zijn we uitgenodigd op een heuse buitenplaats. Het navigatiesysteem leidt ons feilloos door Leiden en via een smalle weg bereiken we de ingang van het adres. We kijken het terrein op en zien een fraai met olielampen verlichte oprijlaan met aan het eind een statig landhuis, waar door de ramen een warme gloed naar buiten straalt op de nog resterende sneeuw. Dat is nog eens een huis! En dan te bedenken dat een vriend van ons zich nu de trotse eigenaar van deze stulp uit 1679 mag noemen.

Als we de auto hebben geparkeerd, lopen we richting de monumentale ingang. Daar staan reeds gearriveerde gasten een sigaretje te roken. De machtige deuren zwaaien open en we betreden de hal. Onno begroet ons hartelijk en even later wordt ik warmbloedig gekust door Natasja. Nog voordat ik mijn jas kan uittrekken, neemt Onno mij mee naar een kast. 'Dit moet je meenemen', zo vertelt hij mij. In de kast ligt een immense doos. Ik herken het onmiddelijk. Het is een boek, maar niet zo maar een boek. Het boek voor de man die, toen hij 10 jaar oud was, naar de maan keek. Daar, op dat kleine grijze rondje in de nacht, liepen twee mannen rond. Neil Armstrong en Buzz Aldrin, de eerste mensen op de maan. Die jongen van 10 jaar was ik en ik was idolaat van ruimtevaart. Mijn kleine jongenskamer hing vol met posters en stickers. En, hoewel mijn familie geen auto had, ik verzamelde de munten die je kon krijgen bij de benzinepompen.

Het boek heet Moonfire en is uitgegeven om het veertigjarig bestaan van de eerste maanlanding te memoreren. Het is een bijzondere uitgave, want er zit ook een gesigneerde foto in de doos. Buzz Aldrin heeft 1969 exemplaren met zijn handtekening verrijkt en ik heb nu nummer 1200.

Als om 12 uur de champagneflessen knallen en het vuurwerk de donkere nacht inschiet, kijk ik naar boven en zie de maan. Daar zie ik mijzelf als jongetje van tien, vol vuur dromend van het onmogelijke avontuur.....