dinsdag 6 juli 2010

Zuid Afrika 1996 (28)

De eenzame woestijn

De nacht na de dag ervoor valt mee. Ik slaap prima, maar wordt doelbewust om zes uur wakker. Langzaam begint het ochtend te worden. Om kwart voor zeven rij ik het park in op zoek naar de wilde dieren. Het is nog fris. Als eerste kom ik een kudde springbokken tegen, het symbool van het oude Zuid-Afrika en nog steeds de naamgever van het nationale Rugby-team. Nadat ik de eerste foto’s van de dag heb geschoten rij ik door. Bij een van de drinkplekken kom ik een eenzame hyena tegen. Ik volg hem met de auto meer dan een kilometer. In tegenstelling tot het Kruger Park ben je hier volledig alleen tussen de dieren. Er gaan echt soms uren voorbij voordat je een tegenligger tegenkomt.
Ik rij door de droge rivierbedding van de Nossob. Langzaam maar zeker wordt het warmer en kan de trui uit. Na enkele uren kom ik pas de eerste gemsbokken tegen, het dier waar het park mede haar naam aan heeft te danken. Daarvoor vlak langs de weg twee jakhalzen gezien, die bijna net zo nieuwsgierig naar mij als ik naar hen was. Ik moet ondertussen nodig naar het toilet, maar even uitstappen in het park kan niet. Dus maar doorrijden. Uiteindelijk kom ik tegen halfeen in het kamp Nossob. Een verlossing voor de blaas.
Dertig minuten later zit ik weer in de auto voor de lange weg terug. Bij “Marie se draai” is het hoogtepunt van de dag. Een cheetah, luierend onder een boom. Ver weg, maar toch duidelijk herkenbaar. Fantastisch. Ik richt mijn telelens en schiet meerdere plaatjes als een volleerde jager. De weg terug is warm en lang maar voldaan.
De tweede dag in Kalahari. Dit keer langs de rivierbedding van de Auob richting Mata Mata, aan de grens met NamibiĆ«. De rivierbedding bevat net zo weinig water als wild. Slechts een enkele springbok en her en der een gemsbok. Je wordt er bijna treurig van. In Mata Mata bekijk ik van afstand de gesloten grenspost en keer weer terug in de besloten ruimte van mijn auto. Halverwege sla ik linksaf en rij dwars door de duinen van de woestijn naar de Nossob rivierbedding. De weg “hobbelt” schier eindeloos over de duinen, die dan weer rood, dan weer grauw kleuren door mijn zonnebril. Slechts enkele vogels schieten door mijn blikveld en kleine hagedissen maken snel voort als het rubber van mijn auto nadert.