maandag 28 juni 2010

Zuid Afrika 1996 (27)

Ontmoeting

Ik ben gedoopt als lid van de Nederlands Hervormde Kerk. Tot mijn veertiende ben ik elke zondag trouw met mijn ouders naar de kerk gegaan. Daarna verwaterde het snel. Ik ben nu niet meer Christelijk maar waardeer nog steeds veel Christelijke waarden.
Het is een hete dag. Gisteren ben ik uit Johannesburg vertrokken voor een vakantie van iets meer dan twee weken. Na bijna zeshonderd kilometer kwam ik aan in Kuruman. Het landschap was weinig bijzonder en de weg lang. In het hotel haal ik de broodnodige slaap in na een aantal weken met doorwaakte nachten.

De volgende dag vroeg op. Een ontbijtje met “bacon and eggs” en dan weer op pad. Eerst even kijken naar het “Oog van Kuruman”, een waterbron die elke dag 20 miljoen liter water voortbrengt. Het is niet meer dan een druppelende rots. Verder naar Hotazel (snel uitgesproken “Hot as Hell”), waar de weg van asfalt overgaat in gravel. Nog 340 kilometer en dan zal ik het Kalahari Gemsbok Nationaal Park (KGNP) bereiken. Het eerste stuk is vermoeiend en je kunt inderdaad absoluut niet harder rijden dan de toegestane 80 km/uur. Vaak rij ik zelfs langzamer. Na honderd kilometer kom ik aan in Van Zylsrus, een stoffig plaatsje en ik besluit dus maar snel door te rijden. Urenlang kom ik geen tegenligger tegen en de weg is eindeloos. Ik heb een cassettebandje op van Normaal. “Oerend Hard” schalt uit de luidsprekers. De weg is soms goed begaanbaar en dan weer zijn er plotselinge zandhopen.
Een van deze zandhopen wordt mij bijna fataal. Mijn linker voorwiel loopt vast in het zand. Ik stuur naar rechts. De auto begint te slingeren. Ik kom dwars op de weg te staan en rij nu met een vaartje van zestig kilometer per uur richting de afrastering langs de weg. De auto vliegt van de weg af en gaat dwars door de afrastering. “Dat was het dan”, schiet er door mij heen. Even later sta ik stil in een verlaten weiland. “De Heer is mijn herder.”
Als financieel adviseur kom ik graag bij de mensen thuis, maar dit keer ben ik te ver doorgeschoten. De motor draait nog en ik rij zo snel mogelijk weer door het gat van de afrastering terug naar de weg. Daar stap ik uit om de schade te bekijken. Het valt niet tegen. Er is een deuk bij mijn knipperlicht en boven op het dak. Daarnaast is de antenne in een bijzondere vorm komen te staan. Verder wat krassen, maar het valt alleszins mee. Ik stap weer in de auto en rij verder. Pas na een kwartier roep ik “Wat een mazzel” en beloof ik mezelf een biertje voor de schrik. Ik moet nog tweehonderd kilometer door de eenzaamheid van noordelijk Zuid-Afrika.
Later besef ik dat mijn “geluk” plaatsvond bij het gehucht Ontmoeting. Ik heb sinds mijn veertiende zelden meer gebeden, maar nu heb ik een dankgebedje in de auto gezegd.
In het kamp Twee Rivieren in KGNP kom ik enigszins tot rust. Ik drink mijn biertje(s). Als ik besluit om mijn benzinetank te vullen en de auto start, klinkt er een bijzonder gek geluid. Ik rij naar de benzinepomp en ook de pompbediende kijkt vreemd op. Hij adviseert me om er een monteur naar te laten kijken. Die komt even later en constateert na veel zoeken dat de aandrijfriem van de airconditioning niet helemaal in het gareel loopt. Als hij deze heeft verwijderd klinkt de motor weer als een zonnetje. Ook ik klaar op en ga tevreden naar mijn comfortabele hut. Na het eten tik ik dezelfde avond deze eerste regels van dit hoofdstuk. Ondanks dat ik het nu heb opgeschreven zal het toch wel een doorwaakte nacht worden. Was het mazzel of was het een engel die ik heb ontmoet.

vrijdag 25 juni 2010

Zuid Afrika 1996 (26)

Winter in Afrika

Als je in Nederland zegt dat je naar het zuiden vertrekt, denkt iedereen dat je de zon gaat opzoeken en je in warmere streken terechtkomt. Ook ik was daarvan overtuigd. Blijkbaar ben ik iets te ver doorgeschoten naar het zuiden, want het Zuidafrikaanse klimaat is in dit jaargetijde verre van aangenaam. Het grote probleem is echter niet de buitentemperatuur, maar de temperatuur binnen. Op een of andere manier heeft men hier een bouwwijze toegepast waardoor het binnen enkele minuten binnen net zo koud c.q. warm is als buiten. De afgelopen weken zat ik daarom elke avond met een dikke trui aan op de bank, het straalkacheltje zodanig dichtbij dat de benen net niet werden onthaard en een slaapzak over me heen gedrapeerd om het maar enigszins warm te hebben. Overdag op kantoor was het niet veel beter. Het is toch heel apart om te vergaderen met je winterjas aan. Elke poging om notities te maken wordt pijnlijk afgestraft door een vergaande verkleuming van de vingers. Ja, het is een genot om hier te mogen zijn.
Dit hoofdstuk is geheel gewijd aan geweld in Zuid-Afrika. Misschien nog wat voorbeelden:


Koffiegeweld
Het is bijna onmogelijk om in dit land een lekker bakkie koffie te nuttigen. In restaurants word je meestal vergast op een “overheerlijk” kopje Nescafé. Soms is het nog erger en krijg je een kopje surrogaatkoffie. Het ziet er uit als koffie, het ruikt zelfs een beetje naar koffie, maar het heeft verder niets met koffie te maken.

Formulierengeweld
Zonder formulieren in te vullen ben je hier kansloos. Als je travellercheques wilt wisselen dien je minstens drie keer je volledige naam en adres in te vullen. Vervolgens mag je nog drie keer bij verschillende loketten in de rij staan voordat je je geld kan ontvangen.
Dit soort rituelen zijn zeer gebruikelijk. Het wisselen van huurauto, het ontvangen van postpakketten en het verlengen van je werkvisum vereisen veel geduld en veel papier.

Snoepjesgeweld
Je hebt net een heerlijk stuk giraffe gegeten in een restaurant. De Kanonskop-wijn vloeide overdadig. Uiteindelijk vraag je om de rekening. Deze komt in een keurig mapje. Wanneer je het mapje opent is het echter niet de rekening die je ziet, maar een berg blauwe snoepjes. Een hoeveelheid die genoeg is om zelfs achterneven en -nichten een voedzame maaltijd te geven. De fabrikant van deze snoepjes moet een fortuin verdienen, want overal in het land krijg je deze snoepjes.

Geweldig
Voor één keer in je leven jarig zijn in de winter. Geweldig.

woensdag 23 juni 2010

De wijk naar zee nemen

Een doodgewone dinsdagmorgen dacht ik. Niet dus. Deze dinsdag sla ik namelijk niet links de A1 op, maar rechts. Het dak kan eraf en is eraf vandaag. Want vandaag is onze jaarlijkse sportdag van mijn werk. Nou is het woord sportdag wat overdreven, want de sportieve elementen zijn de door de jaren minder en minder geworden. En dan te bedenken dat in de aankondigingen we het elk jaar Olympiade noemen.
Ik pik mijn collega Maarten op in Amsterdam en we rijden richting Beverwijk. Daar vertoont mijn navigatiesysteem dezelfde kuren als drie jaar geleden en zien we de hoogovens nog beter. Na wat heen en weer gerij eindelijk de goede richting gevonden richting Wijk aan Zee.
Het weer is prachtig. De collega's zitten op het terras bij de strandtent aan de koffie en de sfeer is gemoedelijk. Ik besluit deze dag vooral de Crea-Bea uit te hangen en mij te werpen op het schilderen van een boomerang. Ja, een diepgekoesterde wens gaat vandaag in vervulling. Op het strand staat een heuse Tipi waar de vlijtige Liesjes van ons bedrijf zich kunnen uitleven. Daar staan ook de twee stoelmasseurs klaar voor die mensen die nog relaxter door de dag willen komen.
Mijn boomerang vordert gestaag en we hebben buitengewoon veel lol. Daarna mogen we als team aantreden voor een heuse softbalwedstrijd. Nou ja, softbal? Nou ja, wedstrijd? Ach, de bal is inderdaad erg soft. Ons team neemt een prachtige voorsprong en ook ik raak de bal goed en weet drie honken te halen met mijn gewichtige gestalte en klapperende linkervoet.
Het andere team nadert ons op slechts een punt en dus winnen wij deze zandslag aan het Noordzeestrand.
Tijd voor koffie, lunch en genieten van de zon. Daarna de achterkant van mijn boomerang schilderen. Daar doen mijn vingers toch andere dingen dan wat ik in mijn hoofd had. Zijn het de kwasten? Is het de verf? Is het de spanning? Nee, het is gewoon onhandigheid in de meest letterlijke zin.
Ik klim weer terug naar het terras. Water en later bier vervolmaken deze sportdag. Kijk dat is nog eens werken op een doodgewone dinsdag!

maandag 21 juni 2010

Zuid Afrika 1996 (25)

Een verschil van dag en nacht

Ik was negen jaar oud toen Martin Luther King werd vermoord in een motel in Memphis. Dertien jaar later stond ik op de trappen van het Lincoln Memorial in Washington D.C., de plek waar dominee King zijn beroemde “I have a dream” toespraak heeft gehouden.
Drie jaar geleden las ik voor het eerst een indrukwekkend boek over de opkomst van de negerbeweging in Amerika.
Van Zuid-Afrika wist ik niet veel. Mijn opa had wel eens verteld van de boerenoorlogen aan het einde van de vorige eeuw. Van het apartheidsregime wist ik niet meer dan dat er overal bordjes hingen met teksten zoals “Slechts vir Blankes” en dat er zoiets bestond als thuislanden. Ik had geen bijzondere interesse in het land, misschien wel omdat het veilig is ergens tegen te zijn als je er niets van weet. Het waren tenslotte de jaren van de algehele boycot tegen Zuid-Afrika.
Na vier maanden in dit land weet ik ondertussen iets meer. In een onvoorstelbaar tempo probeert het land af te rekenen met het apartheidsregime. De “rainbow nation” moet een land zijn waar iedereen een respectvol bestaan kan hebben. Maar is het echt mogelijk om de afgelopen decennia zo maar te vergeten en vooral te vergeven?
De afgelopen maanden worden overal in het land bijeenkomsten gehouden van de zogenaamde “Truth en Reconciliation Committee” (Waarheid en Verzoening Committee) onder leiding van bisschop Desmond Tutu. Daar worden door gewone burgers de verhalen verteld van de voorbije periode. Verhalen vol met verbijsterend geweld van voornamelijk blanken jegens zwarten. Het zijn verhalen over de martelmethoden, over het spoorloos verdwijnen van kinderen en volwassenen en over nietsontziende moordenaars. Het is voor mij onbegrijpelijk dat de zwarte bevolking bijna geen haat en wraakgevoelens jegens de blanken heeft. Sterker nog, dat ze bereid zijn de wandaden te vergeven.
Tegelijkertijd is er echter veel geweld tussen de zwarte bevolkingsgroepen onderling. Er gaat geen weekend voorbij of er zijn weer tientallen doden in de provincie KwaZulu Natal waar aan de strijd tussen Inkatha en het ANC geen einde lijkt te komen. Vandaag zijn er weer vier doden gevallen bij een taxi-oorlog in de buurt van Kaapstad. Alhoewel Zuid-Afrika vele zwarte stammen heeft, is de strijd vaak tussen Zoeloes onderling wat het niet eenvoudig maakt voor deze blanke Hollander om iets van de achtergronden en de geschiedenis van deze conflicten te doorgronden.
In 1982 was ik in Atlanta, de stad waar nu de Olympische Spelen worden gehouden. De geboortestad ook van Martin Luther King. Tijdens de openingsceremonie werden weer de beelden getoond van die beroemde toespraak. Een toespraak waarbij ik altijd kippevel bij krijg. Veertien jaar geleden hing in het centrum van de stad een groot reclamebord van de lokale politie waarop elke dag het aantal moorden, verkrachtingen en overvallen werd bijgehouden. Later zag ik thuis op de foto dat bij het garagebedrijf onder dit reclamebord een klein bordje hing met de tekst “Yes, we’re still in business!”. Ik betwijfel op beide borden op dit moment nog in Atlanta hangen. Ze zouden nu net zo goed bij de Zuidafrikaanse grens kunnen hangen.
Het is een eer om een minuscule rol te mogen vervullen in de droom van Zuid-Afrika. Ik weet echter niet wat men zal zien als men over een paar jaar wakker wordt en men wordt geconfronteerd met de werkelijkheid. Een verschil van dag en nacht?

woensdag 16 juni 2010

Pakketje uit Italië

Als ik thuiskom ligt er een briefje op de mat. De TNT-bezorger - heet die eigenlijk nog wel postbode - heeft mij niet thuis aangetroffen. Alsof het om een politieonderzoek gaat. Als dank mag ik een pakketje ophalen bij de boekhandel. Want ja, ook mijn woonplaats heeft haar postkantoor ingeleverd. Op het briefje lees ik dat het pakketje uit Italië afkomstig is. Dat is toch vreemd, want wie zou mij vanuit Italië iets sturen?
De volgende dag rij ik langs bij de boekhandel dat gevestigd is in het allereerste overdekte winkelcentrum van Nederland. Ja, dat is een feit dat slechts weinig mensen weten. Ik overhandig mijn briefje en mijn paspoort. Even later komt uit het magazijn mijn pakketje tevoorschijn. Het heeft overigens weinig weg van een pakketje. Het is meer een brief. Snel probeer ik te schakelen. Is het wellicht mijn toegangsbewijs voor het concert van Seal dat ik deze zomer in Lucca ga bezoeken?
Ik loop weer terug naar de auto op de parkeerplaats en maak, als ik in de auto zit, de brief open. De eerste regel die ik lees is: 'Fine notification of the road traffic code'. Snel scan ik de brief en onderaan staat 170.60 euro. Dit blijkt helemaal geen 'fijne notificatie' te zijn, maar een boete! Het blijkt dat ik op 23 juli 2009 te hard heb gereden. Op de SS 197 bij kilometerpaaltje 41. Waar? Ja, precies! De SS 197 bij de Comune di Las Plassas. Nu wist ik ook niet meer waar dat lag, maar Google Earth wees mij de weg. Het ligt midden in Sardinië, vlak bij Su Nuraxi, een nuraghisch fort uit 1500 voor Christus. Het is maar dat je het weet.

Langzaam komen de herinneringen terug. Het was warm die dag, heel erg warm. Het kwik steeg tot boven de 40 graden Celsius. Met open dak rijden was geen optie, tenzij je van barbecueën houdt. Ik passeer het bewuste kilometerpaaltje om één minuut voor vieren. Mijn snelheid bedraagt 66 kilometer per uur, althans dat vertelt de Traffipot III SR, matr. n. 593-100/60309, omologaz. M.LL.PP. n. 4130 del 24-12-2004 mij. En dat is nou precies 16 kilometer te hard, hetgeen betekent dat ik het eerder genoemde bedrag van 170 euro en 60 cent mag overmaken. Doe ik dat niet op tijd, dan wordt de boete 327,60 euro. En dan te bedenken dat deze politieman, die Sergi Vincenzo blijkt te heten, er meer dan negen maanden over heeft gedaan om deze bekeuring als pakketje naar Nederland te sturen.
Overigens zie ik op Google Earth dat Las Plassas niet alleen de trotse eigenaar is van een heuse Traffipot, maar ook het wonderschone Sardegna in Miniatura op haar grondgebied heeft.

Dit dorp met 275 inwoners (dank aan Wikipedia) huisvest het Madurodam van Sardinië. Geen wonder dat ik er hard langs reed. Geen wonder ook dat ik Sergi Vincenzo zijn hoogtepunt van 2009 heb bezorgd.

dinsdag 15 juni 2010

Zuid Afrika 1996 (24)

Veiligheid kent geen tijd

Zuid-Afrika is geen veilig land en Johannesburg is zeker geen veilige stad. Elke dag staan de kranten vol met onrustbarende berichten over moorden, verkrachtingen en autokapingen. In Johannesburg worden de meeste moorden gepleegd ter wereld. Een griezelige gedachte.
De twee verhalen in dit hoofdstuk zijn ontleend aan deze werkelijkheid. Het waren slechts kleine berichtjes in de krant en zijn door mij enigszins bewerkt. Dat wil zeggen, in het eerste verhaal is er echt iemand van een brug geduwd en met haar hoofd op een grafsteen gevallen. Het tweede verhaal is nog dichter bij de werkelijkheid gebleven. Een pensioengerechte van Nederlandse komaf is door twee broers en een vriendin met een honkbalknuppel in elkaar geslagen. De badkuip, de afgezaagde ledematen en hoofd, de lekkende koffer en de arrestatie op het station zijn allemaal gebeurd. De twee broers zijn veroordeeld, nadat de vriendin als kroongetuige is opgetreden.
Mijn fantasie mag dan groot zijn, de werkelijkheid is altijd nog meer huiveringwekkend.


Hoe is dan mijn werkelijkheid? Wat gebeurt er als ik de binnenstad inrij en terecht kom in beruchte buurten zoals Hillbrow of in de buurt van Joubert Park? Heeft de waanzin of de paranoia reeds bezit genomen van mijn niet geringe hersenmassa?

In mijn met tralies en diverse sloten beveiligde appartement kan ik rustig beweren dat ik me redelijk veilig voel in deze stad. Natuurlijk weet ik dat op slechts vijf minuten lopen er crack, heroïne en dagga (hasj) wordt verkocht en dat Rocky Street, waar het kantoor van Planact is gevestigd, niet als een van de veiligste straten van de stad wordt beschouwd. Natuurlijk rij ik met de autodeuren op slot door de stad en kies ik de middelste baan wanneer ik op de driebaanswegen door de binnenstad rij. Natuurlijk ben ik alert op elke verdacht uitziende figuur die zich ‘s avonds in de straat bevindt wanneer ik het hek open om de auto te parkeren. Ook besef ik dat zeer velen in de stad in het bezit zijn van vuurwapens en geen enkele moeite hebben om die te gebruiken. Ik hoef de krant niet te lezen of het journaal niet te zien om geconfronteerd te worden met de meest afschuwelijke verhalen. Bijna iedereen die je spreekt heeft wel zo’n verhaal paraat. Maar om nou te zeggen dat ik me onveilig voel.