maandag 29 maart 2010

Muziek en vrienden (11)

10. Jersey Girl – Bruce Springsteen
De vloer waarop ik sta gaat op en neer. Om me heen dansen duizenden mensen. Ik dans en zing volop mee. Als dit het laatste is dat ik hoor, dan is dat prima. Dit is het geluid van mijn generatie. Op honderd meter afstand zie ik een figuur van een halve centimeter tekeer gaan. Maar het geluid van die halve centimeter is overweldigend. Alleen Bruce Springsteen kan zo veel energie overbrengen op een heel stadion. En natuurlijk zijn waanzinnige ‘E Street Band’. Meer dan drie uur aan een stuk speelt hij zijn nummers en ‘rockt’ het stadion op en neer. Dit is de ‘Born in the USA’-toer. Wellicht zijn meest commerciële plaat ooit, maar wat geeft het. Samen met mijn broer en de Gerard en Hans Warps staan we op de tweede ring, recht tegenover het podium. Verder weg kun je niet staan, maar toch ga ik volledig mee met de muziek. Gelukkig hebben we een verrekijker bij ons, zodat we zo nu en dan de halve centimeter kunnen vergroten tot een wat normaler formaat. Maar het doet er weinig toe, want dit is het beste concert wat ik ooit heb gehoord.
De keuze voor het nummer Jersey Girl is wellicht bijzonder. Geschreven door Tom Waits, maar de live-versie van Bruce Springsteen is speciaal. De spanning van het nummer en het enthousiasme van het publiek maakt het nummer geweldig om naar te luisteren. Het is mijn favoriete Springsteen-nummer.

zondag 28 maart 2010

Zuid Afrika 1996 (19)

Een toilet zonder deksel

Er staat een dampende kop oploskorrels met een vage koffiesmaak voor me. Ik drink voorzichtig en luister ondertussen naar Chris Labuschagne. De stevig uitgevallen projectleider van het PHB-project legt uit dat de vertraging in het project vooral door anderen wordt veroorzaakt. De andere aanwezigen knikken instemmend, want het gaat gelukkig over de anderen die er niet zijn. Plattegronden die ontbreken met de nieuwe verkaveling, subsidieformulieren die op stempels wachten, de vaststelling van grondprijzen, vergaderingen die niet zijn doorgegaan, budgetten die nog moeten worden aangepast. De lijst is oneindig. Er is echter niemand die de projectleider erop wijst dat hij wellicht verantwoordelijk is voor de vertragingen.
Het PHB-project is een project met problemen. In een zogeheten “Social Compact” hebben drie partijen zich verbonden aan de ontwikkeling van de infrastructuur en de opstallen van 1.128 kavels in Tamboville. Dit met behulp van subsidies van de Provincial Housing Board. De WCRC, de gemeente Benoni en de projectontwikkelaar CONDEV zijn enthousiast van start gegaan met dit “Housing project”. Misschien wel te enthousiast, want er zijn op dit moment veel vragen. De subsidie wordt bepaald op basis van het individuele inkomen van de 1.128 huishoudens. Alleen als men minder dan R 800,- per maand verdient krijgt men het maximale subsidiebedrag. Bij de start van het project is men er gemakshalve van uitgegaan dat de overgrote meerderheid in deze categorie zou vallen. Nu blijkt dat er zelfs mensen zijn die helemaal niet in aanmerking komen voor subsidie. De kosten van de infrastructuur veranderen met de dag. De laatste berichten zijn dat het rond de R 9.800,- per kavel zal kosten. Hoe vertel je dit aan iemand die minder subsidie krijgt. Ach, helemaal vergeten over na te denken. De kans is groot dat veel huishoudens slechts een paar duizend Rand overhouden voor de verbetering van hun “huizen”, laat staan dat ze nieuwe huizen kunnen bouwen. De nieuwe verkaveling betekent dat een aantal mensen moet verhuizen. Over wie moet verhuizen, waar ze naartoe moeten verhuizen en of er een vergoeding tegenover moet staan is niet nagedacht. Welke rol kan de woningcorporatie spelen wanneer de grond overgedragen wordt aan de individuele huishoudens? Het PHB-project in Tamboville is waarschijnlijk uiteindelijk meer een project tot het aanbrengen van infrastructuur dan een project voor de verbetering of nieuwbouw van woningen. Dat wordt straks lastig verkopen aan de gemeenschap. Een toilet zonder deksel, een weinig fris vooruitzicht!

donderdag 25 maart 2010

Gepest kind

De wereld draait door. Ja, dat is natuurlijk zo. Maar soms mag die ook wel eens even stil staan. Zoals vanavond in De Wereld Draait Door. Het eerste onderwerp gaat over een vijftienjarige jongen die zijn eigen leven beëindigd omdat hij zo gepest werd door zijn directe omgeving. Op school en op straat. Gewoon altijd gepest door anderen omdat hij anders was en afweek van de rest.
Nu is pesten van alle tijden en zal het ook van alle tijden zijn. Maar toch. Er zullen vast hele studies naar gedaan zijn waarom kinderen elkaar pesten, waarom collega's elkaar pesten en waarom dus pesten verklaarbaar is. En het lijkt een prettige gedachte dat degenen die pesten eigenlijk hele zielige figuren zijn die krampachtig proberen bij een groep te horen, omdat ze niets hebben dat hen uniek maakt, zoals degene die gepest heeft dat wel heeft. Maar die prettige gedachte houdt op als je hoort, leest of ziet dat een vijftienjarige jongen zijn leven niet meer ziet zitten.

Ook ik werd als kind gepest. Ook ik week af van de norm (te dik in mijn geval). Uit machteloosheid ontwikkelde ik mijn wapen, een vlijmscherpe tong. Psychologische voltreffers waar fysieke kracht ontbrak. Maar het genot van de voltreffers was altijd maar van korte duur. Want diep van binnen knaagt het door. Waarom vinden sommige mensen mij niet aardig? Waarom kunnen sommige mensen mij niet accepteren? Wat is er met mij aan de hand?
Door de jaren slijt het. Het pesten wordt plagen. De vlijmscherpe tong wordt iets botter. De zelfacceptatie iets groter. Maar het littekenweefsel jeukt soms nog wel. Op een dag als er onweer in de lucht is. Of op een dag dat de wereld even stil staat omdat een vijftienjarige jongen geen verweer meer had.

In nagedachtenis van David Isarin.

woensdag 24 maart 2010

Zuid Afrika 1996 (18)

Goede hoop

Al eerder schreef ik in deze bulletins over Jan van Riebeeck en Tokyo Sexwale. Een groter contrast tussen deze twee personen is niet denkbaar. Het was dan ook een vreemde gewaarwording dat door mijn aanwezigheid onlangs beide personen door de geschiedenis heen met elkaar werden verbonden.
Als ik die ochtend in Wattville arriveer is het bij het kantoor van de WHA een drukte van belang. Er is een tent opgezet en op de veranda van het kantoor staan de stoelen al in slagorde voor de hoge gasten die om tien uur zullen arriveren. Ik ben er om kwart voor tien en tot mijn niet geringe verbazing stapt twee minuten later Tokyo Sexwale uit zijn auto. Hij is te vroeg! Al handen schuddend loopt hij richting de in aanbouw zijnde crèche. Ondertussen arriveren er steeds meer mensen. De dames zijn druk bezig met het voedsel, de thee en de frisdranken. Nelly Themba, de vrouw van Vincent, komt naar me toe en zegt dat ik haar even naar huis moet brengen want ze moeten nog een theepot hebben. Samen met nog een andere vrouw stapt ze in en rij ik langs haar huis. Wanneer ik ze heb teruggebracht komt even later Phumi naar me toe met de vraag of ik haar even langs haar moeder wil rijden om een karaf op te halen. Ik vertel haar dat als ik had geweten dat ik vandaag als chauffeur moest optreden mijn pet wel had meegenomen. Gelukkig is het festijn nog niet begonnen als we terugkomen.
Musa is vandaag spreekstalmeester in afwezigheid van Vincent. Hij stelt de genodigden voor en voor iedereen klinkt een beschaafd applausje van het publiek. Dan wordt de directeur van CONDEV uitgenodigd om wat te zeggen. Hij is geen beste spreker, maar dat is niet zo erg want hij heeft een cheque van R 10.000 bij zich als donatie voor de crèche. De volgende spreker is Buti Riba, een van de bestuursleden van de WHA en ook lid van de WCRC. Hij houdt een goed verhaal waarin hij alle partijen bedankt die hebben bijgedragen aan de ontwikkelingen in de township. Ook memoreert hij het slechte betalingsgedrag van de bewoners van de 46 woningen. Tijdens de toespraak van Buti is Musa blijkbaar tot de ontdekking gekomen dat hij een persoon is vergeten in het voorstellingsrondje. Nadat hij weer het woord heeft genomen probeert hij dit verzuim goed te maken en zegt dat hij een zeer belangrijk persoon is vergeten. Ik voel reeds nattigheid en ja hoor. Musa kondigt mij aan als “Rob from Holland”. Blijkbaar weet hij mijn achternaam niet meer. Ik doe een stapje naar voren en zwaai even naar het publiek en neem het applaus dankbaar aan. Dan volgen er nog twee sprekers, onder wie de directeur van Planact. Als uiteindelijk Tokyo het woord neemt loop ik even weg om een sigaretje te roken. Ik ga achter de rijen mensen staan en luister naar zijn toespraak.
Plotseling begint de premier van de provincie Gauteng over iemand te praten waarvan hij alleen weet dat hij Rob heet en uit Holland komt. Hij zoekt mij tussen het publiek en als hij mij heeft gevonden, wenkt hij mij naar hem toe te komen. Met enige gêne loop ik door het publiek naar hem toe. Ik schud hem wederom de hand. Een fotograaf maakt een plaatje en Tokyo fluistert tegen me dat hij mij niet kent. Ik fluister terug dat het wederzijds is en dat ik alleen zijn naam ken. Dit laatste herhaalt hij hardop voor het publiek dat hierom hartelijk moet lachen. Tokyo vraagt of ik wil gaan zitten en dat aanbod neem ik gretig aan. Vervolgens zegt de premier dat driehonderd jaar geleden de Hollanders ook naar Zuid-Afrika kwamen. Er rest mij maar één reactie en dus roep ik: “I’m sorry”. Iedereen lacht. Tokyo gaat verder met het vermelden dat Jan van Riebeeck met zijn drie schepen hier aankwamen en weinig goed van zins waren, ondanks dat een van de schepen de naam “De Goede Hoop” had. Nu echter komen de Hollanders weer en dit keer met goede bedoelingen, alhoewel hij even een grapje maakt over mijn naam en zegt eerst “Robbery from Holland” te hebben verstaan. Hij somt het positieve gedrag van de Hollanders op tijdens de jaren van de apartheid en de periode daarna en vermeldt dat Oliver Tambo Nederland als “home” aanduidde. Ik zit er wat verlegen bij onder deze loftuitingen op ons volkje.
Na de toespraak is het gelukkig tijd voor de verfrissingen. Ik sta op, maar wordt aangesproken door een journalist van The Star, de krant van Johannesburg. Allereerst wil hij mijn achternaam weten en verder vraagt hij informatie over mijn werkzaamheden hier. Ik geef hem antwoord en zeg, bij wijze van grap, dat ik wel wil dat de foto in de krant wordt geplaatst.
Een half uurtje later vertrekt de premier. Hij schudt mij in het voorbijgaan de hand en bedankt me dat hij me als voorbeeld heeft kunnen gebruiken. “So I’ve noticed”, antwoord ik.
Een week gaat voorbij, maar dan verschijnt in het regiokatern van de krant het artikel over de bijeenkomst met de titel “Strong support received from Dutch”. Mijn naam en mijn foto ontbreken, maar ons werk wordt geroemd. Sterker nog, we krijgen zelfs krediet voor dingen die we niet doen.

dinsdag 23 maart 2010

Zuid Afrika 1996 (17)

Voor het volk, door het volk

Volkshuisvesting bedrijven in Zuid-Afrika is simpel. Je gaat naar de overheid en je vertelt dat je minder dan R 800 per maand verdiend. Even later loop je met R 15.000 op zak en kun je beginnen aan je woning. Vervelend is het dat een redelijke woning R 24.000 kost en dat je ook de aanleg van water, riolering en wegen zelf moet betalen. Helaas is het niet mogelijk om geld te lenen bij de bank en mocht dat onverhoopt wel lukken dan betaal je een rente van boven de 20%. Toch is de Zuidafrikaanse overheid van mening dat dit de weg is die moet worden bewandeld. In de vergaande democratisering die in dit land plaatsvindt is de onderliggende filosofie dat alle activiteiten “community driven” moeten zijn. Dat dit in de praktijk betekent dat er de afgelopen jaren minder huizen zijn gebouwd dan onder het apartheidsregime schijnt daaraan geen afbreuk te doen.
Ook in Wattville is deze filosofie tot op heden toegepast. De Wattville Housing Association (WHA) is opgericht door de lokale bewonersraad, de Wattville Concerned Residents Committee (WCRC). Een bewonersraad die in het afgelopen decennium actie heeft gevoerd tegen de zogenaamde Black Local Authorities (BLA’s), gevormd onder de vorige regering om de zwarte townships hun eigen “gemeenteraad” te geven. Deze BLA’s functioneerden echter als marionetten van de blanke gemeenten en leidden in feite tot een verdere verslechtering van de woonomstandigheden. Naast de strijd tegen de BLA nam de WCRC ook het voortouw in de landinvasies rondom Wattville, bedoeld om de overbevolking van de township enig soulaas te bieden. De nieuw veroverde gebieden kregen later de naam Tamboville, naar de verbannen leider van het ANC, Oliver Tambo, die een tijd lang in Wattville heeft gewoond.
Huisvesting stond hoog op de prioriteitenlijst van de WCRC en dit leidde vorig jaar tot de oprichting van de eerste woningcorporatie in een zwarte woonwijk in Zuid-Afrika. Het bestuur bestond uit zeven WCRC-leden. Begin dit jaar werden twee van deze bestuursleden aangenomen als medewerkers van de WHA. Tijdelijk ontstond zo de situatie dat medewerkers van de corporatie tevens bestuurslid waren van de corporatie. Daaraan is begin dit jaar een einde gekomen en hebben ze hun functie in het bestuur neergelegd. Beiden zijn nog wel lid van de “executive committee” van de WCRC.
Als ik generaliseer, en dat doe ik maar even tegen beter weten in, is een van de grootste problemen dat men om moet schakelen van “de problemen van vandaag” naar “de problemen van morgen”. Het is een behoorlijke verandering wanneer men gisteren nog actie voerde tegen de slechte woontoestanden en vandaag verantwoordelijk is om die woontoestanden te verbeteren. “Voor het volk, door het volk” is een fraaie filosofie, maar soms twijfel ik of “door het volk” wel terecht is. Eerlijkheid gebied me te zeggen dat er op dit moment weinig mensen in Zuid-Afrika zijn die met de R 15.000 subsidie van de overheid de volkshuisvesting op een hoger niveau kunnen tillen.

zondag 21 maart 2010

Zuid Afrika 1996 (16)

Kameraden in de strijd

De bazen zijn op bezoek. Politietanks met zwaailichten staan op strategische plekken in de township. Het bezoek is pas een dag van tevoren bekend gemaakt. Toch zijn de veiligheidsmaatregelen indrukwekkend. Rond het graf van Oliver Tambo staan de mensen al klaar met Zuidafrikaanse vlaggetjes. Het koor is al aan het zingen. Dan komt een grote stoet auto’s het kerkhof oprijden. De menigte joelt. Uit de statige Mercedes stappen Tokyo Sexwale (spreek uit als Segwale), de premier van de provincie Gauteng, en Sam Nujoma, president van Namibië. Ook Walter Sisulu is aanwezig. De volksliederen worden gezongen. Weer krijg ik kippevel van het volkslied van Zuid-Afrika. Dan legt de president een krans op het graf en houdt een korte toespraak. Een bescheiden applaus volgt. Vervolgens komt Tokyo op het podium, heft zijn vuist in de lucht en roept “Amandla”. Het publiek reageert onmiddellijk op deze ANC-strijdkreet en antwoordt met “Ngawethu”. De mensen naast me, ouderen, moeders met kinderen op de rug gebonden en werkers, waren eerst rustig en timide, maar stralen nu een felheid uit die me beangstigt. De premier benadrukt de kameraadschap tussen “comrade” Sam en “comrade” Oliver Tambo. Een kameraadschap die zich uitstrekt tussen de presidenten van beide landen en tussen de volkeren van beide landen. Zijn toespraak wordt nogmaals besloten met de kreet “Amandla”.
Aan het slot van de plechtigheid houdt een priester een kort gebed. De mensen naast me nemen hun hoofddeksels af en buigen devoot het hoofd. Na het gebed snellen de hoogwaardigheidsbekleders in de auto’s richting het stadhuis van Benoni waar een kopje thee zal worden genuttigd. Het kopje thee lijkt wel een ritueel in dit land. Als er bezoek uit het buitenland komt, drinkt president Mandela steevast een kopje thee met ze.
Vincent zegt dat hij ook naar Benoni gaat en vraagt of ik meega. In mijn auto spoeden we ons naar het stadhuis. We zijn niet de enige gasten. Velen zijn uit Wattville met taxi’s gekomen en doen zich nu tegoed aan de thee, sterke drank (dus dat bedoelen ze) en smakelijke hapjes. Ondertussen biedt de burgemeester kameraad Sam Nujoma een presentje van de stad aan. De president op zijn beurt geeft een boek over Namibië. Ik loop wat rond en wordt door Vincent aan een aantal mensen voorgesteld. Het verbaast me dat ik hier zonder enig probleem rondloop. Geen controle bij de ingang en een zeer gemoedelijke sfeer binnen. Natuurlijk lopen er rond de president en de premier een indrukwekkende hoeveelheid bodyguards, maar verder..... Zijn we dan toch allemaal kameraden in de strijd voor een beter Zuidelijk Afrika.

vrijdag 19 maart 2010

Zuid Afrika 1996 (15)

De beelden, de geuren en het besef

De bazen zijn op bezoek. Glimlachend staan ze die ochtend te wachten bij het hotel. Vandaag staat een bezoek gepland aan de township Wattville. In de auto praten we nog wat over de afgelopen dagen. Na drie kwartier komen bij de afslag aan. De autogordels gaan hier af, een ongeschreven wet als je in een township rijdt. Vraag me niet waarom, maar wellicht geeft het een signaal dat je je veilig voelt. We rijden langs Mamkele street. Rechts van ons ligt een vuilnisbelt waarop kinderen op blote voeten nog wat waardevols zoeken. Ook staan hier zeer armoedige krotten. Links staan stenen huizen, waarbij sommige zelfs fraai afgewerkt en met garage. Langs de weg lopen mensen met boodschappenwagens met sprokkelhout. Bij de kruising staan de taxibusjes, de meest gevaarlijke voertuigen op de weg in Zuid-Afrika. We slaan rechtsaf en passeren een begraafplaats. In een weiland staat een felgroene moskee. We stoppen bij het kantoor. Alleen Gladys is aanwezig en ik stel haar voor aan Dick en Renée. Even later komt Arie met Nico, Jeanne en Willy. Het duurt niet lang of ook Vincent arriveert. Eerst brengen we een bezoek aan de in aanbouw zijnde crèche. Een groot deel van de bouwvakkers zijn vrouwen. Ze zijn duidelijk onder de indruk van de grote Hollandse belangstelling. Er ontstaat enige hilariteit wanneer twee bouwvakkers voor een soort huwelijksfoto poseren. Even later zal ook Dick samen met een bouwvakster op de foto gaan, onder luide aanmoedigingen van de omstanders.
Binnen in het kantoor vertelt Vincent over de geschiedenis van de township, de Wattville Concerned Residents Committee (een soort bewonersorganisatie), de landinvasies en de woningcorporatie. Gladys wil koffiezetten, maar vandaag is er geen water. Dus wordt er maar cola gedronken. Musa, een van de bestuursleden van de corporatie, is ondertussen ook gearriveerd. Ik stap samen met Dick en Vincent in zijn auto en we rijden richting Lakeview, een van de wijken van de township. Hier staan zeer armoedige krotten. Ook is hier sprake van “squatters”, die zich illegaal in de township hebben gevestigd. Het zijn voornamelijk Inkatha-aanhangers, met de bedoeling voor de volgende lokale verkiezingen een groter aandeel in de gemeenteraad te krijgen. We lopen langs de krotten en spreken met enkele bewoners. Ondertussen zwermen de kinderen om ons heen en roepen in hun enige Engels constant “How are you?”.
We rijden weer verder en komen bij het huis van Vincent. Hij woont in een typisch townshiphuis van grijs beton. Weinig franje, maar tenminste water en elektriciteit. Riolering ontbreekt nog. De weg voor zijn huis is een eenvoudige zandweg met grote gaten door de regen van de afgelopen maanden. Tegenover zijn huis staan weer krotten. De bewoners komen bij Vincent water halen om te koken en te wassen.
Tenslotte bezoeken we het project van de woningcorporatie in Tamboville II. Hier zijn 46 woningen gerealiseerd met geld van de Franse overheid. De huizen zijn niet groot en hebben vooralsnog geen water, elektriciteit en riolering. Achter de huizen zijn vaak krotten gebouwd die dienen als extra kamers of die worden onderverhuurd aan andere bewoners. We bezoeken een van de betere huizen. Hier staat fraai meubilair en is zeker geen afspiegeling van het gemiddelde huis in de straat. We blijven er maar kort en rijden weer terug naar het kantoor. Dick is gaandeweg de ochtend steeds stiller geworden, duidelijk onder de indruk van de beelden en de geuren van de afgelopen uren. Het besef dat achter de glimlach en de levenslust van de mensen een in veel gevallen uitzichtloos bestaan ligt, is dan ook om stil van te worden. De omvang van de problemen in dit land is ook zo groot.

donderdag 18 maart 2010

Muziek en vrienden (10)

9. Heart of Rock ‘n’ Roll – Huey Lewis & the News


In Canada maak ik ook kennis met de muziek van Huey Lewis & the News. In de oude schuur annex garage die op het erf staat, ligt nog een oude eight-track speler, de voorloper van het cassettebandje. In de speler gaan grote eight-track cartridges, nog groter dan de videocassettes, waarin een bandje zit dat continue doorspeelt. Het systeem hapert nogal eens, maar gelukkig niet bij de elpee Sports van Huey Lewis. Het eerste en verreweg beste nummer is Heart of Rock ‘n’ Roll, wat rustig begint en met een stampende beat eindigt en een muzikale rondreis biedt door de Verenigde Staten.
Een aantal jaren later ga ik met Arthur, een oud studiemaatje, naar een concert van deze band in Paradiso. De band is amper nog bekend in Nederland en deze poptempel is slechts half gevuld. Een aantal joelende Amerikaanse toeristen staan vooraan bij het podium. Een unieke kans voor hen, want Huey Lewis & the News is in die periode de best scorende concertband aan de overkant van de oceaan. Het concert is geweldig, maar duurt slechts veertig minuten.
In 2005 ben ik twee maanden op reis tijdens mijn sabatical. De reis eindigt in New York en het is Thanksgiving Day. Het is koud en winderig in de stad en ik vraag me af wat ik vanavond kan doen, want alles is dicht vanwege deze nationale feestdag. Als ik ’s middags terugloop naar het hotel, passeer ik het Ambassador Theater en zie op de billboard de musical Chicago aangekondigd. Daaronder staat, in iets kleinere kapitalen, de naam van Huey Lewis. Dat kan toch niet waar zijn. Een popartiest, waarvan ik weliswaar al jaren niets meer gehoord had, is nu musicalster geworden. Ik kijk naar de foto’s in de vitrine en het blijkt toch waar. En nog mooier, vanavond vindt er ook nog een show plaats. Ik betaal tachtig dollar en loop tevreden naar het hotel. Na ’s avonds de traditionele kalkoen te hebben gegeten, sluit ik aan in de rij voor het theater. Ik blijk bijna helemaal bovenin in dit oude theater te zitten. De musical is redelijk. Helaas geldt dat ook voor Huey Lewis. Het is geen echte acteur en zeker geen danser, maar gelukkig is zijn zangstem nog steeds zeer herkenbaar en klinkt zijn karakteristieke en wat hese geluid door de zaal. Na afloop wordt er geld opgehaald voor een goed doel en loop ik terug naar mijn kleine hotelkamer. Dit zal zeker de laatste keer geweest zijn dat ik Huey Lewis heb gezien. Het bevat weinig ‘news’ meer.

woensdag 17 maart 2010

Zuid Afrika 1996 (14)

De glimlach van een kind....

De bazen zijn op bezoek. Aan bazen hoor je een hekel te hebben. Zij bepalen immers uiteindelijk wat je moet doen en zij bepalen ook wat er gebeurt als je het niet doet. Nee, ik heb het niet over mijn bazen, maar over de bazen die al honderden jaren op bezoek zijn in Zuid-Afrika. Laat ik duidelijk maken wat ik bedoel.
Op een dag parkeer ik mijn auto bij het kantoor van de Wattville Housing Association. Er lopen wat kinderen rond die al snel mijn kant opkomen. Ze lachen naar me en ik lach vriendelijk terug. Ze zeggen wat tegen me en ik denk het eerst niet goed te verstaan. Maar ze blijven het roepen en ze blijven glimlachen. Dan besef ik wat ze zeggen. Ze roepen “Baas” tegen me. Dat kan niet waar zijn! Ik ben hun baas helemaal niet. Ze blijven het roepen en ik weet niet wat ik moet zeggen. Ik glimlach maar wat naar de kinderen. De glimlach van een..... Baas?

dinsdag 16 maart 2010

Zuid Afrika 1996 (13)

De dag van de drie dames

De een heet Renée, de ander heet Jeanne. De derde heet Willy. Allen hebben gemeen dat ze met NWR-mannen zijn getrouwd. Ik ben een NWR-man, maar niet getrouwd. Het is maandagmorgen negen uur. De zon staat aan de hemel. De drie getrouwde mannen - laten we ze voor het gemak van Velzen, Hamersma en Diephout noemen (in omgekeerde alfabetische volgorde) - staan in pak klaar om de volkshuisvesting te verkennen in Zuid Afrika. De dames staan in vrijetijdskleding paraat om toeristische trekpleisters te bezichtigen in Zuid Afrika. We verlaten het bewaakte hotelterrein en rijden naar het noorden, richting Pretoria. Het eerste doel is al vanuit de verte te zien. Het Voortrekker monument ligt boven op een heuvel. Ik parkeer de auto in de schaduw van een boom en de videocamera en fototoestellen worden uit de achterbak gehaald. Deze imposante granieten kolos is het dan ook waard om op de gevoelige plaat te worden vastgelegd. Alhoewel slechts een kleine vijftig jaar oud, memoreert het aan de Grote Trek 150 jaar geleden van de Boeren die als eerste het binnenland van Zuid-Afrika binnentrokken (vandaar Voortrekkers). Binnen in het gebouw is dit in fraai gebeeldhouwde friezen tot leven geroepen. Op 16 December (de dag van de slag bij Bloedrivier) valt er een lichtstraal door de koepel op de woorden “Ons vir jou, Suid Africa”.
De volgende stop is de binnenstad van Pretoria. Een wat slaperige hoofdstad en dus goed vergelijkbaar met Den Haag. We stoppen aan de voet van de heuvel waar de Union Buildings zijn gevestigd, het parlement van Zuid Afrika en de plek waar de inauguratie van Nelson Mandela twee jaar geleden plaatsvond. Het parlement verhuist trouwens elk half jaar van Kaapstad naar Pretoria en vice versa. We beginnen aan de klim door het prachtige park en komen bij het uit zandsteen opgetrokken gebouw, met trekjes van Romeinse en Griekse tempels. Alhoewel ik het vorig jaar reeds heb gezien, ben ik weer onder de indruk. We lopen door het gebouw heen en klimmen verder op de heuvel erachter op zoek naar de botanische tuinen en een plek om koffie te drinken (vier Hollanders op pad en het is al elf uur geweest). Helaas, met een bezweet gelaat moet ik constateren dat de botanische tuinen hier niet liggen en dus moeten we weer terug naar beneden.
Volgende stop is het huis van Paul Kruger, de wat nors kijkende president van de Zuidafrikaanse Republiek aan het begin van deze eeuw. In tegenstelling tot veel historische gebouwen, waar de kostbaarheden achter glas of touwen zijn te bezichtigen, is hier alles vrij te bekijken. Je kunt op de stoelen zitten, het kleine orgel bespelen en zelfs op het zeer kleine bed gaan liggen. Zoals het goede burgers betaamd doen we dit natuurlijk niet. Het huis was redelijk modern voor die tijd, met een heuse ijskast en zelfs elektriciteit. Via het fraaie Church square lopen we terug naar de auto. Ondertussen hebben we natuurlijk onze koffie gedronken en kunnen we op weg naar het volgende doel.
De lucht betrekt als we in Cullinan aankomen, de plaats waar de grootste diamant aller tijden is gevonden (als ik mij niet vergis). Het is tijd voor de lunch. We zitten in een klein gezellig restaurant, waar we door een Afrikaans sprekende ober worden bediend. Buiten is het ondertussen hard gaan regenen. Toch besluiten we verder te gaan. Bij Ekandustria gaan we naar het noorden en komen, na enige navraag, bij een nagebouwd Ndebele-dorp aan. De Ndebele zijn bekend om hun fraaie kleding en om hun met felle kleuren en geometrische motieven versierde huizen. Het is zo waar droog als we de auto uitstappen. We zijn de enige toeristen hier en lopen het museumdorp binnen. Een gids komt aangesneld en begint enthousiast over de geschiedenis en de cultuur van de Ndebele (spreek uit als “Nedébele”) te praten. We kruipen met z’n vieren in een kleine hut. Ieder heeft zijn plaats in deze hut. Links zitten de vrouwen op de grond, rechts de mannen. Tegen de achterwand zitten de kinderen op een stenen bankje. Deze krijgen een betere plaats omdat zij de stam voort moeten zetten. Halverwege het dorp staat een hut met snuisterijen. Dit is te veel schoons voor Renée en Jeanne. Alles wordt bekeken en ik loop maar vast naar buiten. Een kwartier later komen de dames ook naar buiten, beladen met fraaie artikelen en een portemonnaie die iets dunner is geworden. We bekijken de rest van het dorp en stappen dan weer in de auto om huiswaarts te keren. Onderweg komen we tientallen bussen tegen met zwarte mijnwerkers die teruggaan naar de townships. Het is donker als we bij het hotel arriveren. Dick komt bezorgd naar buiten en informeert waarom we zo laat zijn. Het lijkt wel afgesproken werk want we antwoorden alle vier tegelijkertijd hetzelfde. “We hebben gewoon een gezellige dag gehad.”

maandag 15 maart 2010

Zuid Afrika 1996 (12)

Het nieuwe Zuid-Afrika

“Eet je bord leeg”, sprak mijn moeder streng als ik weer iets te lang naar de witlof op mijn bord zat te staren. “De mensen in Afrika smeken erom.” Voorzichtig nam ik dan maar weer een hap, want tegen zulke argumenten had ik toen geen antwoord.
Ik rij in mijn vierde Toyota Corrolla - de anderen zijn reeds ingeruild - weer terug na een dag werken bij de Wattville Housing Association. Bij het stoplicht, dat in Zuid-Afrika robot wordt genoemd, kom ik ze tegen. De verkopers van allerlei handel. De krantenjongens die met The Star staan te zwaaien en die slechts R 1,70 (circa fl 0,65) kost. De jonge mannen met felgekleurde klerenhangers, met van ijzerdraad gevlochten fruitmanden en kandelaars en de jongens die vuilniszakken te koop aanbieden. Maar ook de bedelaars, die met kartonnen borden aangeven dat “God goed is”. Blijkbaar niet goed genoeg. Dat ze vier kinderen hebben en geen geld. Sommigen hebben geen borden, maar slepen zich op krukken naar de halfgeopende raampjes om aan de bestuurders geld te vragen. Niet alleen zwarten staan te bedelen, maar ook blanken. Deze zijn door de “affirmative action” van de regering Mandela buiten de boot gevallen. Mannen en vrouwen van middelbare leeftijd zijn nu werkloos geraakt en kunnen door de positieve discriminatie ten aanzien van zwarten niet meer aan een baan komen. Nu staan ze de hele dag bij de stoplichten in de brandende zon te bedelen voor hun bestaan. Ik zie het en heb eigenlijk nog steeds geen antwoord.

zondag 14 maart 2010

De treurnis van Sicilië

Zojuist de DVD van La Siciliana Ribelle gekeken, een van de vele films over de maffia. Sinds mijn vakantie op dit prachtige eiland ben ik gefascineerd door het mysterieuze verhaal dat de mensen daar teistert. Ondertussen heb ik boeken gelezen en vele films gezien en steeds weer blijkt de grote machteloosheid van individuele mensen ten opzichte van een ouder, traditoneler systeem. De films over Toto Riini, het boek over Provenzano, het fantastische boek van Peter Robb 'Middernacht op Sicilië'; allen geven blijk van een bijzondere waarheid: dat vriendschap - la familia - meer waarde heeft dan elke andere waarheid. De film La Siciliana Ribelle geeft ook dat beeld, een schrijnend contrast tussen twee waarheden, die van de liefde voor je familie en van de liefde voor de familie. Een mooie, soms wat melodramatische, film over een jonge vrouw die de moord op haar vader en haar broer wil wreken en zo achter de waarheid van haar vader en haar broer komt.
Een paar jaar geleden reed ik mijn Fiat het dorp Corleone binnen en parkeerde mijn auto op het centrale plein. Het naambordje van het plein was verbijsterend: Piazza Falcone e Borsellino. Genoemd naar de twee beroemde anti-Maffia rechters. Op een bankje zaten vier oudere mannen in zwarte kledij. Onwillekeurig dacht ik dat zij vier 'soldaten' waren. Ik liep door smalle straten van dit bergdorp. Mijn voetstappen bleken een schijnbaar teken om tien meter voor mij de gordijnen te doen sluiten en de conversaties in de omringende huizen te doen verstommen. Is het verbeelding? Of is het waar? Op dat moment woonde de grootste Maffiabaas Bernarde Provenzano op nog geen tien kilometer van waar mijn voetstappen gingen.
Vorig jaar werd in mijn eigen woonplaats Diemen een belangrijke baas van de 'Ndrangheta gearresteerd, de maffia van de provincie Calabrië. Hij woonde in een gewone eengezinswoning in Diemen-Zuid. Het verhaal van de Mafiia, de Cosa Nostra, de 'Ndrangheta, de Gomorra is overal! Niet alleen op Sicilië, niet alleen in Italië, maar ook op een paar kilometer afstand, gewoon in mijn geboortedorp Diemen!

zaterdag 13 maart 2010

Zuid Afrika 1996 (11)

De lange weg terug

Kilometers en nog eens kilometers. Het is een geluk dat er om de tien kilometer een bordje staat anders weet je niet of je dichter bij je doel komt. Ik rij weer de Karoo binnen. Het is warm en de airco in de auto is nu hard nodig. In Beaufort West boek ik mijn vertrouwde hotel en neem een verkwikkend bad. Daarbij moet ik de kraan laten lopen, want anders komt mijn imposante lichaam binnen de kortste keren droog te staan doordat het water via de overloop wegstroomt.
De volgende dag is het weer met de voet op het gaspedaal. Ik rij hard en Kimberley komt dichterbij, maar niet snel. De weg is verlaten en slechts sporadisch komt er een tegenligger voorbij suizen. Om twee uur rij ik de diamantstad binnen en wil inchecken bij een van de duurdere hotels. Helaas, volgeboekt. Ook het Hilton ernaast heeft geen plaats over. Datzelfde antwoord krijg ik in de volgende twee hotels. Ik geef de moed op en besluit vandaag nog terug te rijden naar huis. Maar dan toch even eerst kijken naar “The big hole”, een immens gat in de grond. Dit gat, 1,5 kilometer in doorsnee en 800 meter diep is gegraven voor de diamantwinning. Nu is voor 650 meter gevuld met water, maar nog steeds een duizelingwekkend gapend gat. Ik neem snel een foto en stap weer in de auto.
Na weer een tank vol benzine (R2 per liter, ofwel 80 cent) rij ik verder naar het noorden. Ik passeer plaatsen als Christiana, Bloemhof, Wolmaransstad en Klerksdorp. In deze laatste stad viert de AWB (Afrikaner Weerstands Beweging) hoogtij. Zij hebben een apart blank thuisland als ideaal. De wereld kan snel veranderen in een paar jaar tijd.
Het wordt donker en ik word verblind door de koplampen van het aankomende verkeer. Ik blijf achter vrachtauto’s hangen en rij nu rustig richting Johannesburg. Plotseling wordt het mistig. Ook dat nog. Maar wacht eens, de mist ruikt eigenaardig. Het is een soort brandlucht en ik besef dat het de smog van de kolenstook van het naburige Soweto is. Een blanke in een witte Toyota die zijn weg zoekt in de zwarte nacht en bijna verstikt raakt in de kolenstook van de zwarte woonwijk.
Veilig kom ik aan bij mijn appartement. Een week vakantie en 3.500 kilometer gereden. Een groots land met grote contrasten. Het is een lange weg terug......

Zuid Afrika 1996 (10)

Hollandse biefstuk

Zondagochtend in de rust van het kasteel van Kaapstad. Het is het fort dat is gebouwd door de Nederlanders om de handelsplaats van de Verenigde Oost-indische Compagnie te beschermen. Het is een groot en fraai gerestaureerd complex en het ademt een serene stilte.
Om halfdrie rij ik langs Rondebosch. Plotseling hoor ik mijn naam roepen en zie ik op de stoep Casper Hamersma staan. De wereld is klein, vooral als je van tevoren het afspreekt. Hij stapt in en we rijden naar de Waterfront, een soort winkelcentrum annex uitgaanscentrum van Kaapstad. Het is er druk, maar we vinden een plekje op het terras en we drinken ons, reeds in Nederland afgesproken, biertje. Hij is goed te spreken over zijn verblijf hier en voetbalt als enige blanke in het hoogste universiteitsteam. Ook heeft hij al reeds veel van het land gezien en is zelfs al naar Namibië geweest. We praten over onze wederzijdse ervaringen en lessen ondertussen onze dorst. Dan rijden we via de kust naar Kalkbaai en stoppen in mijn favoriete restaurant. Goochy staat achter de bar en we bekijken gezamenlijk de foto’s van Casper. Dan gaan we aan tafel en ik bestel het beste stuk vlees dat ik ken: Hollandse biefstuk. De eigenaar is namelijk van Hollandse komaf en alhoewel het stuk vlees verder niets met Nederland te maken heeft, is alles wat van ver klinkt lekker. En dit stuk vlees is lekker. Zo mals, zo sappig, zoveel smaak. We genieten van de maaltijd en ik complimenteer de kok Dean voor zijn vakmanschap. Om tien uur rijden we richting Kaapstad en drop ik Casper af bij de campus.

vrijdag 12 maart 2010

Muziek en vrienden (9)

8. Working for the weekend – Loverboy


In 1982 was ik voor het eerst in Canada. In mei van dat jaar stapte ik in het vliegtuig richting New York voor een twee weken durende studiereis die eindigde in Atlanta. Daar stapte ik alleen in de Greyhoundbus richting New Orleans. Gewapend met een buspas voor drieëntwintig dagen zou ik via het zuiden van de Verenigde Staten richting het westen en vervolgens richting Canada reizen. Mijn eerste reis alleen en dus pende ik driftig al mijn belevenissen in een dagboek. Daarnaast moest ik van $30 per dag leven (de dollar was toen nog fl 3,30 waard), wat nog een hele klus was als het motel al $20 was en er die dag nog gegeten, gedronken en gerookt moest worden.
In San Francisco had ik een halve afspraak met Richard gemaakt, die ook dwars door Amerika reisde met René. Bij het informatiecentrum op Halliday Plaza had Richard zelfs een bericht voor mij achtergelaten. Ze waren reeds in San Francisco geweest en nu weer terug gegaan naar Los Angeles. Wellicht zouden ze nog terugkomen. Vlug krabbelde ook ik een bericht en liet deze achter op dezelfde plek. De volgende dag wachtte ik op de afgesproken tijd op een mogelijke ontmoeting. Helaas, het uur streek voorbij zonder de bekende gezichten te zien. Ook de volgende drie dagen keek ik steeds of er wellicht een tegenbericht was gearriveerd, maar mijn krabbel wachtte nog steeds eenzaam op antwoord. Na vier dagen ging ik verder richting Vancouver.
Eenmaal in Cold Lake in Alberta ontmoet ik mijn neef Andy, die ik meer dan tien jaar niet had gezien. Ik krijg meteen een tour naar de bakkerij en bezoek mijn oom en tante in Cherry Grove. We kamperen twee weken in British Columbia en na meer dan twee maanden reis ik weer met de Greyhoundbus richting Chicago. Meer dan veertig uur in de bus om een vliegtuig te halen.
Het jaar daarop land ik in Edmonton. Dit keer om een jaar in Canada door te brengen. Als bakker in The Flying Dutchman Bakery. Elke dag vroeg op en hard werken. Vijf dagen lang. En dan het weekend om uit te rusten. Bij het kampvuur in de achtertuin hoor ik voor het eerst de Canadese groep Loverboy. Symfonische hardrock zoals dat hoort bij dit continent. Een aantal maanden later zie ik de groep live in Edmonton en ben ik verkocht. Heerlijke muziek om je op uit te leven als je alleen maar het weekend hebt om naar uit te kijken.

donderdag 11 maart 2010

Zuid Afrika 1996 (9)

You’re simply the best

Het is zes uur en binnen heerst een zenuwachtige spanning. De gasten uit Knysna trekken nog een wijntje open. Ik drink een Amstelbiertje. Over twee uur zal het spektakel losbarsten en het is zaak daar met volle teugen (in letterlijke zin) van te genieten. Op de stoep bij de achterdeur worden reeds de joints voor later op de avond gedraaid.
Een uur later lopen we met tien mensen voorbij het imposante rugbystadion naar het cricketstadion in Newlands. Het is druk, maar als we de prachtige grasmat betreden kunnen we toch tot dichtbij het podium komen. Het voorprogramma brengt Jennifer Jones, een Zuidafrikaanse zangeres met soulreportoir. Nie slecht nie, maar het wachten is toch op de hoofdact. Als om kwart voor negen het stadionlicht dooft en het geluid van gitaren klinkt, veert het publiek op. Even later komt om de hoek van het podium de zangeres tevoorschijn. Het publiek is nu helemaal niet meer te houden en men schreeuwt de longen uit de keel. En dat voor iemand van 56 jaar. Ze zingt voornamelijk nieuw reportoir, maar als de tonen ingezet worden van “Proud Mary” word ook ik enthousiast. Wat een keel, wat een geluid, wat een show. Tina Turner geeft het eerste concert van haar wereldtour in Kaapstad en ik ben daarbij. Bijkomend voordeel is dat Zuidafrikanen over het algemeen een stukje kleiner zijn dan Noord Europeanen en dus zie ik alles prima. Ik hoor zo nu en dan wel gemor achter me, maar dat is dan pech hebben. Het concert is zeer goed en de lichtshow en speciale effecten indrukwekkend. Na twee uur wordt het afgesloten met vuurwerk en het publiek verlaat tevreden het stadion.

woensdag 10 maart 2010

Zuid Afrika 1996 (8)

Reünie in Kalkbaai


De ogen gaan open en door de ramen straalt een blauwe lucht mij toe. De derde etappe naar Kaapstad wordt een rit in de zon. Alhoewel ik reeds duizend kilometer heb gereden in de afgelopen twee dagen, heb ik nu plezier in de laatste vijfhonderd. Ik verlaat Beaufort West en rij via eindeloze wegen richting het Zuidwesten. Mijn koffiestop is in Matjiesfontein, een gehucht aan de spoorlijn dat zijn faam dankt aan een luxe hotel dat hier aan het begin van de eeuw is neergezet. Het is bijna geheel verlaten en ik ben de enige toerist in de koffieshop. Op dit soort momenten is het fantastisch om alleen te reizen en te genieten van de stilte en de eenzaamheid.
Via prachtige bergpassen rij ik naar Paarl, een plaats in het wijngebied. Hier staat ook het Taalmonument, gewijd aan de Afrikaanse taal. Het is een imposant kunstwerk dat boven op een berg boven Paarl ligt. De relatie met de Afrikaanse taal ontgaat me echter. Via Stellenbosch rij ik naar de kust en zie voor het eerst weer de oceaan voor me liggen. Ik draai het raampje open om de zilte lucht op te snuiven en rij via een door zand bestoven kustweg naar Muizenberg. Dit stadje ligt tegen de bergwanden geplakt van het Kaapse schiereiland. Het is een populair surfoord en langs de weg zie je talloze gespierde en met paardestaarten uitgedoste surfers in hun wetsuits met hun surfboards lopen. Ik stop in het plaatsje Kalkbaai en stap het restaurant “The Timeless Way” binnen. Hier werkt de Zuidafrikaanse jongen die vorig jaar ons busje met toeristen rond heeft gereden. Ik drink een biertje aan de tap met Goochy en we praten over de belevenissen van het afgelopen half jaar. Even later stapt ook Mieke binnen, de Nederlandse reisleidster van vorig jaar en nu al vier jaar inwoner van Kaapstad. Na nog een paar drankjes rijden we naar haar huis in de wijk Newlands.
Het is zaterdag en ik ben vol goede hoop op weg naar de kaap met dezelfde naam. Als ik mijn auto parkeer op de parkeerplaats blijk ik dit keer niet de enige toerist te zijn. Horden Duitsers, Nederlanders en Japanners bestormen Cape Point. Ik volg amechtig in hun voetstappen, want de klim is steil en het weer benauwd. Parelende zweetdruppels besluiten zich samen te bundelen tot een heuse waterval en ik kom drijfnat boven. Door een vochtige bril geniet ik echter van het uitzicht over twee oceanen. In de verte gaat een zeilboot en onwillekeurig droom ik van de Griekse wateren.

Muziek en vrienden (8)

7. Berlin – Fischer Z



Gek eigenlijk. Als ik denk aan het concert waar ik ooit het meest “uit mijn dak” ben gegaan, dan kom ik op de groep Fischer Z. Ik weet nog dat het in Paradiso was en dat we aan het begin van het concert boven op de balustrade stonden. Al na een paar nummers moest ik naar beneden op me midden in het feestgedruis te storten. En verder weet ik niets meer van dat concert.
Fischer Z, of zoals sommigen in die tijd beweerden, Fischer C was maar kort populair. Opgekomen in de New Wave van begin jaren tachtig en al snel weer weggezakt in de vergetelheid. In mijn platenkast staat de prachtige hoes van “Red skies over paradise” uit 1981. Een schitterende plaat, maar toch voornamelijk in mijn herinnering, want platen draaien dat is al heel lang geleden.

Zuid Afrika 1996 (7)

Afrikaners in Afrika

Als je hier een geschiedenisboek openslaat lees je op de eerste bladzijde dat Jan van Riebeeck met zijn schip de Dromedaris de baai bij Kaapstad invoer en daarmee begon Zuid-Afrika. Het is vreemd te beseffen dat Afrikaans en de Afrikaners van oorsprong niets met dit continent te maken hebben. Toch beschouwen ze dit als een door God gegeven land dat alleen door hard werken (en veel bidden) tot een vruchtbare streek is geworden. De Karoo is daarom bij uitstek het land van de Afrikaners. Het zijn fiere mannen met grote buiken en kortgeschoren hoofden. Hun vrouwen hebben de kinderen opgevoed in verafgelegen boerderijen, waarvan je langs de weg alleen het naambordje ziet. De vele zwarte handen die zowel het boerenwerk als het huishouden hebben gedaan worden als normaal beschouwd. De dorpen in de Karoo worden gekenmerkt door fraaie koopmanshuizen in het centrum rondom de Nederlands Gereformeerde kerk, waar naast de kansel een grote statenbijbel ligt. Buiten het dorp staan de krottenwijken en rond vijf uur lopen de mensen van heinde en verre terug naar hun schamele behuizing. Dit land wordt gekenmerkt door één grote LAT-relatie. Men werkt met elkaar, maar leeft niet met elkaar. Het zijn kleine dingen die het zichtbaar maken. Het restaurant waar alleen blanken kunnen eten en zwarten bedienen. De zwarte pompbedienden (die in het Afrikaans petroljochies heten) die de Mercedessen en BMW’s van de blanken van benzine voorzien en de ramen wassen. De weerstand van de Afrikaners om het voormalige gebied rondom Johannesburg nu Gauteng te moeten noemen. Nee, voor veel blanken is de geschiedenis van dit land begonnen met Jan van Riebeeck en daarvoor was er niets.

dinsdag 9 maart 2010

Zuid Afrika 1996 (6)

De droogte van de Karoo

Het weer verandert. Het is tenslotte al herfst en de avonden worden killer. Soms moet zelfs de kachel aan. Als ik dan helemaal alleen met mijn trui aan voor de televisie zit krijg ik visioenen van zonovergoten stranden, parelende zweetdruppels en dorstlessende biertjes. De biertjes drink ik wel, maar niet zo zeer voor de dorst. Nu Arie en Willy reeds twee weken in het buitenland verblijven (misschien wat vreemd als je zelf in het buitenland zit) begint bij mij ook het bloed te kriebelen om te reizen. De beslissing is snel genomen en ik vertrek op 15 april richting het zuiden met als doel Kaapstad.
Die ochtend is de lucht grauw. Ik laat mijn spullen in de achterbak van de Toyota Corrolla en verlaat Yeoville. Al reeds in het centrum van Johannesburg rij ik verkeerd, maar beland gelukkig niet in een verkeerde wijk. Ik rij via het centrum, langs het beruchte Joubert Park naar de N1, de hoofdverkeersader van het land. De toegelaten snelheid is officieel 120 km/uur, maar ik rij rond de 140. Sigaretten liggen bij de hand, de radio staat op een rockzender en de banden zoeven over het asfalt. Ik kom langs plaatsen als Vereeniging, Parijs en Kroonstad. Na een korte koffiebreak ga ik verder richting Bloemfontein. Het is ondertussen gaan regenen. Ik kom tot de ontdekking dat ze hier in Zuid-Afrika ook ZOAB-asfalt hebben. Het betekent hier echter: Zeer Opspattend Asfalt Beton. Ik zie geen steek. Vooral achter vrachtauto’s is het moeilijk rijden. Nadat het eerste stuk van de snelweg nog vierbaans was (en waarvoor je fors tol moet betalen), is het nu een eenvoudige tweebaansweg geworden. Het inhalen wordt hier echter vergemakkelijkt doordat de wat tragere automobilisten de vluchtstrook oprijden, waardoor je er langs kan op de eigenlijke rijbaan. Deze geste dien je te beantwoorden met het aanzetten van de alarmlichten, waarbij zij weer even met het grootlicht knipperen. Ja, je voert hier hele gesprekken op de weg. Wanneer echter een vrachtauto opzij gaat, blijft het zicht moeizaam en waag ik mij niet aan een inhaalmanoeuvre. Toch kom ik heel in Bloemfontein aan.
Deze stad heeft veel fraaie gebouwen en is de zetel van het hooggerechtshof in Zuid-Afrika. Van fotograferen komt echter weinig en ik zoek mijn heil in het militair museum. Als enige tourist bekijk ik de uitgestalde geweren en uniformen. Opnieuw kom ik tot de ontdekking dat ik niets met het militairisme heb en ooit zal krijgen. Dan maar naar het Nationaal Vrouwen Monument. Het houdt iets anders in dan je wellicht zou vermoeden. Het is namelijk een eerbetoon aan de sterke boerenvrouwen tijdens de boerenoorlogen die hun mannen naar de strijdvelden zagen trekken en alleen achterbleven om de kinderen op de voeden met zware kost (zowel fysiek als geestelijk). Het monument is fraai en ook het bijbehorende museum geeft een interessant beeld van de Engelse concentratiekampen in die tijd. Lord Baden Powell, de latere opperhopman van de padvinderij, was degene die het idee van concentratiekampen in de wereld heeft geholpen. Je kunt je soms in mensen vergissen.

De regen begint wat minder vaak te vallen en het volgende stuk naar Colesberg is goed te rijden. Ik verlaat nu de provincie Oranje-Vrijstaat en kom in de Noordelijke Kaapprovincie. Dit is het gebied van de Karoo. Hier hebben de boeren soms grotere stukken land dan de provincie Gelderland. Het landschap is leeg. Er zijn wat bergruggen en droge graslanden waar schapen op grazen. Verder is er niets. Plaatsen zijn hier vaak niet meer dan gehuchten, gebouwd rondom het station van de spoorlijn. Als ik tegen het eind van de middag in Colesberg aankom, check ik in bij het Lighthouse hotel. Inderdaad, een hotel met een vuurtoren. Ik word in het Afrikaans aangesproken en antwoord in het Engels. Dat is gewoonte geworden. De sfeer in het hotel is rustiek. Er staan prachtige antieke meubels en er hangen fraaie, met goudomrande spiegels. Een welkome rustplaats voor een vermoeide reiziger.

Zuid Afrika 1996 (5)

Hoe ik me echt voel

Ik ben nu alleen in een groot appartement. Het is Goede Vrijdag, een vrije dag hier, en het is kwart voor één in de nacht. Arie en Willy zijn eergisteren op vakantie gegaan naar Namibië. Mijn kist met spullen is nog niet gearriveerd. Dat betekent dat ik mijn gitaar en mijn cd’s nog niet kan spelen. Een blikje Castle-bier is bij de hand. De televisie speelt op de achtergrond. Eenzaam? Ja, wel een beetje. Ongelukkig? Zeker niet.
Elke dag is hier een nieuwe ervaring. De dagen vliegen voorbij. Al drie weken hier en het voelt in vele opzichten al als normaal. De rit naar Wattville, de eindeloze vergaderingen, het werken in de avond en het wonen in een met tralies beveiligd appartement. Niet dat ik soms terugdenk aan Holland en aan de Woningraad. Daarvoor krijg ik genoeg telefoon en berichten via het Internet. Maar heimwee is een vreemd woord voor mij.

Muziek en vrienden (7)

6. The Fouryo’s – Devoted to you

Nergens komt vriendschap en muziek zo dicht bij elkaar als bij The Fouryo’s. Dat lijkt raar, maar is het niet. Nooit van The Fouryo’s gehoord? Dat is niet helemaal onlogisch, want deze groep heeft slechts muziek gemaakt in de periode van 1957 tot 1963. Waarom dan in deze lijst? Omdat het de enige groep is waarvan ik een van de zangers persoonlijk ken. Omdat de groep voortkomt uit de familie van een van mijn vrienden. Omdat ik ze ‘live’ heb zien optreden. Omdat de muziek iets onschuldigs uitstraalt. Omdat ze Amsterdams zijn.
The Fouryo’s bestonden uit twee zangers en twee zangeressen, vandaar ook de naam. De mannen zijn keurig gekapt, strak in het pak en met vlinderdasjes. De dames hebben fraaie pettycoats aan. De liedjes die ze zingen zijn over het algemeen mierzoet en bijna allemaal covers van Amerikaanse hits. Titels uit die jaren zijn “Zeg niet nee”, “Zeven leuke meisjes”, “Doe niet zo saai”, “Dans nog eenmaal met mij” en “Waarom loop je mij op straat voorbij”. Ondenkbare titels in 2006, maar blijkbaar prima verkopend eind jaren vijftig. Ik heb hier gekozen voor “Devoted to you”, een van de weinige nummers die de Fouryo’s in de oorspronkelijke Engelstalige versie zingen. Het nummer is prachtig in z’n eenvoud. De drums klinken als kartonnen trommels, de gitaarrifjes zijn zo spaarzaam dat ze opvallen. De zang is nog met een dictie die onnatuurlijk aandoet. Toch ontroert het me. Ik hoorde het nummer namelijk voor het eerst op de bruiloft van René en Marjon in de Wintertuin in het Miranda Palviljoen. Het was een bijzondere dag voor mij. Ik kende deze vriendengroep eigenlijk nog maar heel kort. Toch werd ik voor de hele dag uitgenodigd, van de koffie ’s ochtends vroeg in de Zocherstraat tot ’s avonds laat in de Wintertuin. Dat het een bijzondere dag was voor onze vriendengroep blijkt wel uit de foto die “The Ultimate Collection” siert, de unieke CD-collectie die vijfentwintig jaar vriendschap viert. De foto werd op die dag genomen. Die dag ook speelde ik voor het eerst “Streets of London” voor Marjon, heftig zwetend van de zenuwen. Tijdens het feest voerden velen hun sketches op, maar voor mij was het hoogtepunt het spontane optreden van The Fouryo’s. Tussen honderd mensen brachten zij a capella “Devoted to you”. Ik kreeg kippenvel. Niet vanwege het lied, maar wel wat het lied betekende voor de mensen om mij heen. Zachtjes werd het door de familie meegezongen. Dit is wat muziek voor mij echt betekent. Dat je samen bij elkaar hoort en dat je elke keer dat je dat nummer hoort dat weer weet. Daarom ook richting mijn vrienden: I am devoted to you.

Helaas bestaat er geen YouTube van dit nummer door The Fouryo's. Daarom maar het origineel van The Everly Brothers.

maandag 8 maart 2010

Zuid Afrika 1996 (4)

Verbazing
  • Handen schudden met een donkergekleurde medemens (zwarte klinkt zo vervelend) is een ritueel. Eerst een gewone hand, dan de duimen even fijn kneden en vervolgens weer een gewone hand.
  • Ooit wel eens links in het verkeer gereden en dan bedoel ik niet als spook. Ook wel eens rechts in een auto achter het stuur gezeten en links in het verkeer. In het begin is het zoeken. Naar de versnellingspook (zit links) en naar de richtingaanwijzer (zit rechts). Maar bovenal wennen is het gevoel dat het grootste gedeelte van de auto links van je zit en niet rechts. Daarnaast is het verkeer in Jo’burg een chaos. Zeer langzame voertuigen blijven op de middenbaan of rechts rijden, waardoor je soms vol in de remmen moet. Links inhalen is hier zo’n gewoonte dat je zou denken dat ze ook liever rechts zouden willen rijden.
  • Het nieuws op de televisie wordt in verschillende talen uitgezonden. Dat betekent voornamelijk dat de nieuwslezer een andere taal spreekt. De nieuwsitems en de interviews worden in willekeurig welke taal uitgezonden. Ook hebben ze hier de treurige gewoonte om met twee presentators te werken. Als de een in het Engels wat aankondigt, kijkt de ander twee keer (en niet meer) belangstellend naar hem. Als zij vervolgens in het Zulu de rest van de aankondiging doet, knikt hij goedkeurend naar haar. 
  • De televisie, maar ook de rest van de media, is erg gericht op Engeland. Er wordt veel overgenomen van de BBC (gelukkig ook voetbalwedstrijden) en dus weet ik alles van de “Mad Cow Disease”. Er zijn hier vier kanalen beschikbaar, waaronder een filmkanaal met zeer recente films. Achtergrondrubrieken zijn hier zeldzaam. Ook televisiekwissen zijn vrij spaarzaam en van een zeer bedenkelijk niveau. Hier worden trouwens ook moeiteloos alle talen door elkaar gebruikt.
  • Er zijn talloze winkelcentra in Zuid-Afrika. Deze doorstaan de concurrentie met Amerikaanse en Canadese winkelcentra moeiteloos. Overdekt en met zeer veel fraaie winkels. Het prijsniveau is niet zo laag als je zou verwachten. Vooral elektrische apparatuur is duur. Kleding daarentegen is relatief goedkoop. Bij de supermarkt is het de gewoonte om de boodschappen in te pakken in een oneindige hoeveelheid plastic zakken. Het milieu is hier nog geen halszaak blijkbaar. Het beste brood haal ik overigens bij een Joodse bakker, want in Yeoville wonen veel “traditionele” Joden, compleet met pijpekrullen en zwarte hoeden. En dan te bedenken dat je overdag twee keer het “Allah Al Acbar” van de minaret van de nabijgelegen moskee hoort schallen.
  • De mensen zijn vreselijk aardig. Het klinkt misschien een beetje plat, maar het is dus echt zo. Zowel zwart als blank is zeer vriendelijk. Of je arm of rijk bent maakt niet uit. Het is zo opvallend dat ik het hier opschrijf. Ik moet de eerste arrogante persoon nog tegenkomen. Van de huiseigenaar die me al heeft uitgenodigd voor een rondje golf, tot de fruitverkoopster op straat, iedereen geeft je het gevoel dat je hier thuis bent. Daar kunnen we in Nederland nog wel eens een puntje aan zuigen.

zondag 7 maart 2010

Muziek en vrienden (6)

5. Joe Jackson – Is she really going out with him?

We rijden op de fiets naar de Jaap Edenhal, zo’n vijf minuten vanaf huis. Op televisie zond Veronica in die dagen concerten uit die daar werden opgenomen. Meestal waren dat dubbelconcerten. Zo ook nu. Eerst The Knack en daarna Joe Jackson. Mijn vriend Eric, waarmee ik nu al 28 jaar squash, had een plaat van The Knack gekocht, met name voor het nummer ‘My Sharona’. Dat nummer was prima, maar de rest was bagger. En dat bleek ook het merendeel van het publiek te vinden tijdens het concert. De Amerikaanse band speelde binnen een half uur haar repertoire en liet amper ruimte tussen de nummers om het boegeroep in ontvangst te nemen. Iedereen wachtte met smart op Joe Jackson, een van de Britse ‘angry young men’. Ik had mijn witte puntschoenen aan, bijna net zo als de schoenen die op de hoes van de eerste plaat van Joe Jackson, ‘Look sharp’. Het concert was geweldig en we zongen bijna elk nummer mee. Van die elpee is ‘Is she really going out with him?’ misschien wel het nummer met de langste adem. Ook nu nog fantastisch om te horen.
Joe Jackson deed ook die avond zijn ‘angry young men’-status eer aan. Na een paar songs verkondigde hij dat wij het beste publiek waren waarvoor hij ooit had opgetreden. Wij joelden het uit, waarop hij droogjes zei: ‘And you believe that! It’s just fuckin’ bullshit!’ Weer joelden wij het uit, omdat we dit fantastische humor vonden. Aan het eind van het concert schreeuwden wij natuurlijk ‘we want more’, toen de band het podium had verlaten. Na enkele minuten schreeuwen en klappen keerde hij terug op het podium en zegt: ‘You want more? Well, there is no more!’ en liep het podium af. En hij kwam inderdaad niet terug voor een toegift.

Zuid Afrika 1996 (3)

Cultuur van werken

Vergaderen en nog eens vergaderen. En dat je moet vergaderen weet je pas de dag van tevoren. Een agenda gaat hier niet verder dan maximaal een week. Werken doe je hier ‘s avonds en bij voorkeur niet overdag.
Vergaderingen zijn hier boeiend. Wie is de voorzitter? Wie horen er aanwezig te zijn? Wie zijn er aanwezig? Is er eigenlijk wel een vergadering? Worden er vandaag beslissingen genomen? Wat wordt er eigenlijk besloten? Kortom, er worden veel vragen gesteld en weinig antwoorden gegeven. Het enige wat zeker is, is dat we zeker nog een vergadering nodig hebben. Dat vergaderingen hier boeiend zijn heeft te maken met het feit dat men bij voorkeur tijdens vergaderingen niet zegt wat men vindt. Dat doe je pas na de vergadering als de tegenpartij al weer op weg naar huis is.
Opvallend is ook het wantrouwen dat bij de mensen in de township leeft jegens de andere partijen aan tafel. Of het nu de aannemer is, de projectontwikkelaar of de financier, ze hebben allen andere motieven en proberen iedereen een loer te draaien. Gelukkig staan Arie en ik aan de goede kant. Wij vormen de bescherming tegen deze boze buitenwereld. Dit is misschien enigszins gechargeerd, maar geeft wel een beeld van hoe lastig het is om samen te werken.
Werken hier betekent elke dag een nieuw probleem. Stukken die niet meer te vinden zijn in het archief. Afspraken die niet worden nagekomen. Mensen die niet te bereiken zijn en voornamelijk deadlines die constant worden overschreden. En dan is er nog de angst om mensen aan te spreken op hun verantwoordelijkheden. Dat is geen gewoonte hier. Met vriendelijk lachen en om de hete brij heen draaien wordt veel tijd verknoeid.
Misschien een voorbeeld. De WHA heeft met behulp van geld van de Franse overheid 46 koopwoningen kunnen bouwen in 1994 en 1995. De bewoners hebben een lening van R 15.000 opgenomen tegen 10% rente. Deze lossen ze af bij de corporatie. Dat aflossen is echter in de praktijk op basis van vrijwilligheid. Wanneer iemand niet zijn maandelijkse afbetaling doet wordt er geen actie ondernomen. Nee, er zal wel een goede reden voor zijn. De woningen vertonen gebreken en dus is het logisch dat ze niet betalen. Of ze hebben deze maand toevallig geen geld. Ze komen wel naar kantoor als ze weer geld hebben. Als we weer eens een bijeenkomst hebben zullen we zeggen dat ze nu toch echt moeten betalen.

Muziek en vrienden (5)

4. Hurricane – Bob Dylan



Hoe kan je ook maar beschrijven wat je voelt als je naar muziek luistert. Wanneer vind je een nummer, een elpee of een zanger of band goed? Waarom ben je lyrisch over een bepaalde elpee? Waarom koop je blind alle elpees van dezelfde zanger? Ik weet het nog steeds niet. Het is denk ik voor een groot deel vertrouwen in vrienden. Als zij het goed vinden, dan vind ik het ook goed en omgekeerd. Althans, dat was een voorname reden toen ik rond de twintig was. De platenkast staat vol met erfenissen van dat fenomeen. Muziek die ik toen goed vond, maar nu niet meer te pruimen. Wie wil nog iets weten van ‘Sue Saad & the Next’ of ‘The New Adventures’? Welke vriend heeft mij aan deze groepen geholpen? Zelfs dat heb ik verdrongen. Maar gelukkig kom ik ook via vrienden aan nieuwe ontdekkingen, die zelfs nu nog het beluisteren meer dan waard zijn. Sterker nog, die tot mijn meest dierbare muziek zijn gaan behoren. Voor bijna negentig procent van mijn platen en cd’s geldt dat ik die via anderen het eerst heb gehoord. Of het nu de Moody Blues waren of John Hiatt, The Jam of Pink Floyd. Ook Bob Dylan hoorde ik het eerst via iemand anders, in dit geval via mijn broer Albert. Ik weet absoluut niet meer welke elpee of welk nummer ik van deze zanger hoorde, maar wel dat iets mij intrigeerde. De stem is zo bijzonder dat je of meteen verkocht bent of meteen afhaakt. Maar meer nog dan de stem zijn het de teksten die Dylan apart maakt. Iemand die zo gewoon kan schrijven is bijzonder. Niet voor niets zijn er mensen die vinden dat Bob Dylan de Nobelprijs voor de literatuur moet krijgen.
Misschien is het nummer Hurricane wel de perfecte mix van muziek en tekst. Een opzwepend tempo over een waargebeurd verhaal, verteld op een bijna filmische manier. “Pistol shots ring out in de bar room night. Enter Patty Valentine from the upper hall. She sees the bartender in a pool of blood. Cries out: My God, they’ve killed them all!” Hurricane is het verhaal van boxer Rubin “Hurricane” Carter, die, volgens de liedtekst van Dylan, onterecht voor moord wordt veroordeeld. Een protestlied in dezelfde traditie waarmee Dylan in de jaren zestig zijn roem mee vergaarde. Een lied ook dat staat op een fantastische elpee “Desire”.
Maar Dylan is nog meer voor mij. Dylan is mijn gids op de gitaar. Zijn liedjes zing ik verreweg het meest, soms zoals hij het op de plaat zette, maar vaker nog met mijn eigen melodie. Ik zing zijn teksten zonder ooit het origineel te hebben gehoord. Ik voel mij thuis in zijn woorden en zijn emoties. De eenvoud van de akkoorden en de eenvoud van de teksten geven uiteindelijk ruimte voor de complexiteit van je eigen gevoel op dat moment. Bob Dylan is voor mij de ‘songwriter’ van de afgelopen veertig jaar.

Zuid Afrika 1996 (2)

Veilig geland in onveilig gebied
Het is 18 maart 1996. Een doodgewone dag voor velen, maar voor Rob een bijzonder moment in zijn leven. Want gebeurt het nou zo vaak dat je voor een langere tijd in een ander land gaat werken. Ja, het was al eens eerder voorgekomen, zo'n dertien jaar geleden. Toen als een nog jonge student voor een jaar naar Canada om zich te bekwamen in het nobele bakkersvak. Maar dat was meer hobby dan werken en bovendien een verblijf bij familie. Nee, dit keer is het serieus. Uitgezonden door de Nationale Woningraad om als "Chief Financial Officer" een woningcorporatie in Zuid Afrika verder vorm te geven. Dit keer moet hij echt presteren en zal er kritisch naar zijn activiteiten worden gekeken. Al was het maar voor een half jaar, voor hem zal dit een van de belangrijkste perioden in zijn professionele carrière worden.

Enigszins nerveus stap ik aan boord van het vliegtuig dat mij naar Johannesburg zal brengen. De vlucht begint moeizaam. We zijn op weg naar de startbaan als de mededeling komt dat er iets mis is met het pneumatisch systeem en we weer terug moeten keren naar de pier. Na anderhalf uur kunnen we dan toch weg. De vlucht valt niet tegen. Ik heb op het laatste moment nog een rokersstoel weten te bemachtigen en weet zodoende aan één nerveuze gewoonte tegemoet te komen. Het eten is niet slecht en er worden zowaar twee films vertoond. Ach, Johannesburg lijkt ver weg en dat ik ook zo.
Meer dan tien uur later land ik op het vliegveld Jan Smuts. De helft van het vliegtuig loopt leeg. Ik zwoeg met mijn zware handbagage achter de massa aan richting douane. Dat mijn handbagage nogal zwaar is uitgevallen heeft te maken met het feit dat ik op Schiphol spullen uit mijn te zware koffer moest overpakken. Anders had de Woningraad al in Nederland de nodige financiële schade geleden en dat wilde ik ze niet aandoen. De douane wordt soepel genomen en ik loop de aankomsthal in. Nergens is Arie te bekennen. Dan maar eerst geld wisselen. Daar staat echter een lange rij. Ik kijk nogmaals rond en zo waar zie ik Arie staan. Hij staat nog steeds vol verwachting naar de uitgang te kijken als ik achter hem langs loop en zeg: “Mijnheer Diephout, wilt u even meekomen.” Geschrokken kijkt hij om en we lopen samen naar buiten. De eerste stop is meteen de township Wattville/Tamboville, mijn werkplek voor de komende maanden. De township ziet er minder slecht uit dan in mijn slapeloze nachten. Natuurlijk staan er mensonterende krotten en is er veel vuil op straat. Maar soms zijn er ook fraaie huizen te ontdekken. We komen aan bij het kantoor van de Wattville Housing Association (WHA) en ik word begroet door de manager Vincent Thembo. Daarnaast wordt ik voorgesteld aan Sandile en Gladys, respectievelijk het hoofd verhuur en de boekhoudster. Dat ik hier de functies al schrijf betekent niet dat ze die ook daadwerkelijk uitoefenen. De komende dagen zal blijken dat er nog veel mooi werk te verrichten is.
Na enige uren bij de corporatie rijden we naar Yeoville, een wijk ten oosten van het centrum van Johannesburg (of Jo’burg zoals ze hier zeggen). De wijk ademt de sfeer van de jaren zeventig. Er loopt van alles rond. Motorfreaks, hippies, punkers en ander wereldvreemd volk. Hier wonen al jaren zwart, blank en gekleurd door elkaar. Het is een zeer gemoedelijke atmosfeer. Hoezo is Jo’burg een onveilige stad. Als we bij het appartement komen maakt Arie eerst het slot open van het hek waar de auto achter wordt geparkeerd. Geen auto blijft hier ’s avonds op straat staan. We lopen naar de overkant. Een hek verspert de weg. Deze kan echter zonder sleutel open. Dan via de brandtrap naar boven. Bij de deur is er weer een hek, gelukkig ook zonder sleutel. Dan wordt de sleutel tevoorschijn gehaald voor de deur en kunnen we naar binnen. Een ruim appartement met een grote kamer en drie slaapkamers. Voor de meeste ramen zit traliewerk, maar ik heb niet het gevoel dat ik in een gevangenis vertoef. Nee, dit is een veilige stad.

Zuid Afrika 1996 (1)

De wereldkampioenschappen voetbal zijn dit jaar in Zuid Afrika. Voor het eerst zal een mondiaal evenement plaatsvinden op het verloren continent Afrika. Veertien jaar geleden mocht ik voor mijn toenmalige werkgever zeven maanden vertoeven in dit prachtige en bijzondere land. Ik schreef toen een Zuid-Afrika Bulletin voor mijn collega's. In de aanloop naar juni 2010 wil ik dit bulletin nu publiceren via deze blog. Een trip terug in de tijd naar Zuid Afrika!

vrijdag 5 maart 2010

Muziek en vrienden (4)

3. The Chain – Fleetwood Mac



Vrij snel na het concert van The Dubliners ging ik naar mijn eerste echte popconcert. Fleetwood Mac trad op in de Jaap Edenhal. Dat was na Ahoy en de Groenoordhallen in Leiden, de derde concerthal waar grotere bands optraden in die jaren. Het is 1977 en de elpee Rumours is net uit. Een plaat die alle records zal breken en waarvan meer singles zijn getrokken dan eigenlijk op de plaat staan.
Het concert was briljant. Samen met mijn broer Albert en met Gerard en Hans zitten we op de achtste rij, vlak bij het podium. Alhoewel we stoelen hebben, staan we het grootste deel van het concert. Dat was uitzonderlijk, want om ons heen bleven de meeste mensen gewoon zitten. Alleen in het midden van de zaal staat nog een klein groepje mensen te dansen op de stampende beat van Mick Fleetwood en John McVie. Stevie Nicks is geweldig en niet alleen om haar stem. Dat ze alleen tamboerijn speelt is haar meteen vergeven. De bekende nummers volgen elkaar snel op: ‘Go your own way’, ‘Rhiannon’, ‘Don’t stop’, maar ook de oude klassiekers van Fleetwood Mac zoals ‘Oh well’. Albert maakt driftig foto’s, die hij later in de doka thuis zal afdrukken. Donkere zwart-wit herinneringen aan een legendarisch concert.
Rumours is een van de weinige elpees die ik in het CD-tijdperk opnieuw zal kopen. Vaak zit hij in de CD-wisselaar in mijn auto en brul ik in de file mee met de overbekende nummers. Alhoewel ‘Go your own way’ misschien wel het meest opzwepende en bekendste nummer van de plaat is, gaat mijn voorkeur toch uit naar ‘The Chain’. Een lied over verbroken liefde, en het enige lied van de elpee dat door de hele band is geschreven. Een lied dat toen ging over de aanstaande echtscheidingen in de band zelf. John en Christy McVie gingen uit elkaar en ook Lindsey Buckingham en Stevie Nicks verbraken hun relatie. Overigens dachten velen, waaronder ikzelf, dat oorspronkelijk de man Stevie Nicks was en de vrouw Lindsey Buckingham. Zo stond het immers vermeld op de foto op de achterkant van elpeehoes.
Een lied dat wellicht nu verwijst naar de vele scheidingen in mijn eigen vriendenkring. De zin aan het eind van het refrein spreekt boekdelen: ‘I can still hear you saying you would never break the chain’. Liever denk ik terug aan het concert en de band die tussen mijn vrienden bestaat en zing ik dus: ‘I will never break the chain!’

Muziek en vrienden (3)

2. Whiskey in the jar – the Dubliners

Dit is misschien wel de vreemdste eend in mijn muzikale bijt. Een Iers folknummer van een stel bejaarde mannen. Toch hebben the Dubliners in mijn muzikale verleden een belangrijke plaats. Het is de eerste groep waarvan ik een echt concert zag, nota bene in Carré. Ik vermoed dat het 1976 was. Het concert was in meerdere opzichten gedenkwaardig. Het was de eerste keer dat ik in deze beroemde schouwburg zat. Ik keek mijn ogen uit. Voor het concert zong de hele zaal al de nummers van the Dubliners en werden de kratjes met bier over de hoofden naar de hogere rangen getransporteerd. Dat zelfs Carré daar geen rekening mee had gehouden, bleek in de pauze, toen al het bier uitverkocht was. Ja, het was een concert met een pauze! Het concert werd aangekondigd door Sjef van Oekel, die in die dagen populairder was dan ooit. Met de kreten ‘pardon reeds’ en ‘jammer, maar helaas’ presenteerde hij ‘vier aardige jongens uit Ierland’ die rustig het podium op kwamen lopen. Het concert was geweldig! Iedereen zong mee met de bekende nummers, zoals ‘Four green fields’, ‘the Wild Rover’ en ‘Whiskey in the jar’.
Ik hou van Folkmuziek en heb door de jaren heen veel elpees en cd’s gekocht, uiteenlopend van Ierse, Nederlandse, Franse en Canadese Folkmuziek. Het is de combinatie van triestheid, vrolijkheid, en belangrijker nog, gewoonheid die mij raakt. De simpele verhalen van het leven, de jeugd, de vrouwen, de drank, het verlangen naar vroeger. De teksten met een moraal.
The Dubliners spelen ook op een andere manier nog een belangrijke rol in mijn muzikale leven. Het was de eerste band waarvan ik een muziekboekje kocht en waarop ik mijn eerste pogingen deed om gitaar te spelen. Dat is nu meer dan vijfentwintig jaar geleden. Toch speel ik ‘Whiskey in the jar’ heel weinig. Het is een lastig nummer en bij het spelen moet ik altijd denken aan de andere band die dit nummer heeft opgenomen en er ook een hit mee heeft gehad, namelijk Thin Lizzy. Misschien heb ik het nummer daarom wel gekozen.