“Eet je bord leeg”, sprak mijn moeder streng als ik weer iets te lang naar de witlof op mijn bord zat te staren. “De mensen in Afrika smeken erom.” Voorzichtig nam ik dan maar weer een hap, want tegen zulke argumenten had ik toen geen antwoord.
Ik rij in mijn vierde Toyota Corrolla - de anderen zijn reeds ingeruild - weer terug na een dag werken bij de Wattville Housing Association. Bij het stoplicht, dat in Zuid-Afrika robot wordt genoemd, kom ik ze tegen. De verkopers van allerlei handel. De krantenjongens die met The Star staan te zwaaien en die slechts R 1,70 (circa fl 0,65) kost. De jonge mannen met felgekleurde klerenhangers, met van ijzerdraad gevlochten fruitmanden en kandelaars en de jongens die vuilniszakken te koop aanbieden. Maar ook de bedelaars, die met kartonnen borden aangeven dat “God goed is”. Blijkbaar niet goed genoeg. Dat ze vier kinderen hebben en geen geld. Sommigen hebben geen borden, maar slepen zich op krukken naar de halfgeopende raampjes om aan de bestuurders geld te vragen. Niet alleen zwarten staan te bedelen, maar ook blanken. Deze zijn door de “affirmative action” van de regering Mandela buiten de boot gevallen. Mannen en vrouwen van middelbare leeftijd zijn nu werkloos geraakt en kunnen door de positieve discriminatie ten aanzien van zwarten niet meer aan een baan komen. Nu staan ze de hele dag bij de stoplichten in de brandende zon te bedelen voor hun bestaan. Ik zie het en heb eigenlijk nog steeds geen antwoord.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten