Mijn vorige bericht eindigde met de zinsnede dat elk jaar de renners duizenden doden sterven in de Hel van het Noorden. Als bewijs twee prachtige filmpjes.
En ja, ik ben in beeld in filmpje twee (rond seconde 30).
dinsdag 9 april 2013
maandag 8 april 2013
Twee dagen in de hel van het noorden
De kou hangt nog in de lucht, maar voorzichtig probeert de zon haar eerste krachten uit om deze eindelijk te verdrijven. Wij rijden naar het zuiden, op weg naar de Hel van het Noorden. Het is zaterdag 6 april 2013 en ons doel is Ieper, de kleine Vlaamse stad die diepverscholen in de Westhoek van België ligt. Het land oogt nog bruin en dor tussen de licht glooiende heuvels. Als we de Grote Markt oprijden, zien we de imposante Lakenhal fier het plein domineren. Wij parkeren de auto in een zijstraat en lopen naar het centrum. Eerst maar eens de vochtbalans herstellen na een lange rit in een mooi klein café op de markt. Ons plan om het museum In Flanders Fields te bezoeken eindigt na de laatste slok uit ons eerste glas. Na nog een biertje trekken we toch naar buiten en lopen richting de Menenpoort. Dit is het symbool van de strijd die rondom Ieper bijna honderd jaar geleden plaatsvond. In de Grote Oorlog lieten vele jonge mannen uit verre windstreken hun leven en lichaam achter op de Vlaamse akkers.
De namen van de soldaten uit de Britse Gemenebest staan gegrift op honderden panelen binnen en buiten de Menenpoort. Het is indrukwekkend om te zien. Van een klein regiment Sihks tot honderden Australiërs. Verder staan de namen van Canadezen en Nieuw-Zeelanders. En talloze Engelsen. En dan vergeten we de duizenden naamlozen die hier hun jeugd beëindigden.
We rijden de stad uit richting Diksmuide, zo'n half uur verder. Op de IJzerdijk passeren we de megalomane IJzertoren, die in bijna fascistische architectuur de oorlog herdenkt. We rijden verder langs de rivier de IJzer en komen uiteindelijk bij de Dodengang. Helaas is het museum al dicht, maar we lopen langs de dijk en kijken neer op een klein segment van de loopgraven, waarin vier jaar lang Belgische troepen probeerden een stuk grond op de Duitsers te veroveren. Vele sneuvelden en gaven hun naam aan deze plek. Het is er nu stil en verlaten en ook daarom ook bijna niet te bevatten dat hier vier jaar lang is gevochten met de vijand aan de overkant van de rivier. Het vooruitzicht van een zekere dood zal voor sommigen wellicht als een bevrijding hebben gegolden.
Het is 7 april en de lucht is blauw als ik op het balkon van ons hotel in Lille langzaam wakker wordt. Wanneer een paar honderd kilometer verder het startschot klinkt van een van de beroemste wielerklassiekers, rijden wij door de stad richting de finishplaats, Roubaix. Het navigatiesysteem leidt ons over de laatste kilometers richting het Velodrome. We parkeren de auto en lopen over de laatste kasseistrook, die hier keurig en gelijkmatig onder onze voeten ligt. Tussen de kasseien liggen de gedenkstenen aan alle winnaars van Parijs-Roubaix. We zien Fausto Coppi, Museeuw, Peter Post, Jan Raas, Hennie Kuiper en Servaas Knaven. Flarden van televisiebeelden uit mijn jeugd komen terug van heroïsche strijd in de modder of het stof.
We lopen onder het vod van de laatste kilometer richting het Velodrome. Bij de baan worden we even tegengehouden omdat we geen accreditatie hebben, maar gelukkig mogen we toch even een paar foto's schieten van het kleine stadion. De geluidsinstallatie wordt getest en de bekers voor de winnaars worden naar het middenterrein gebracht. Het is nog rustig hier en we lopen naar het clubhuis van de lokale wielerclub. Boven de bar hangen de namen en jaartallen van de winnaars. Aan de wanden prachtige foto's. De eersten happen in hun eerste bier van de dag. Wij lopen terug naar de auto.
Bijna zeventig kilometer verder ligt Quérénaing, een klein plaatsje tegen de Belgische grens. De route naar het dorp is afgesloten, maar een bereidwillige politieman geeft aan hoe we toch bij het parcours kunnen komen. Via Artres en smalle kasseiwegen bereiken het dorp. We parkeren de auto op een boerenpad langs het prikkeldraad en lopen richting Secteur 21, een driesterren strook van 2,5 kilometer. In de verte zien we een helicopter.
Net buiten het dorp beginnen de kasseien, een smalle weg waarin de tractoren twee lichte groeven hebben gereden. De weg loopt licht naar beneden en daarna weer langzaam omhoog richting de top van de volgende heuvel. We gaan op het laagste punt staan. Even later stoppen drie motoren voor onze neus, waaronder een cameraploeg van de NOS. We vragen of zij nieuws uit de koers hebben. Er blijken vier man voorop te liggen met een kleine voorsprong. Raymond ziet even later op een heuvel in de verte het langgerekte peleton richting Quérénaing komen. Voor ons passeren de eerste auto van de verschillende ploegen, ons bedekkend met opstuivend stof.
Dan is het zover. De kopgroep komt eraan. Ik heb mijn camera in de aanslag. Even later passeert een langgerekt peleton. Nu al staan de gezichten strak. Het publiek applaudiseert. En dan volgen de ploegauto's. Een halve minuut later nog meer renners, nu al gelost na 130 kilometer en nog 120 kilometer te gaan. Weer later nog meer renners, vooral van Euskatel. Deze lichtgewicht Basken stuiteren over deze veel te ruwe ondergrond die alleen door zware, met klei grootgeworden spierbundels overmeesterd kunnen worden.
In Valenciennes parkeren we de auto op het centrale plein. In het café nemen we plaats voor het televisiescherm en bestellen onze lunch en frambozenbier. Nog 80 kilometer koers. We genieten met volle teugen. De wedstrijd is prachtig, met hoofdrollen voor de Nederlanders Boom, Langeveld en Terpstra. Maar dan geeft Fabian Cancellara gas. Onze vaderlanders bijten slechts stof. Uiteindelijk is alleen Sep van Marcke in staat partij te bieden. Ze bereiken Hem en rijden de laatste kasseistrook op. De stenen waar wij vanochtend nog overheen liepen. Ze nemen de bocht naar het stadion en nemen het roemruchte 'hupje' de wielerbaan op. Een fascinerende sprint volgt, met de machtige Beer uit Bern als glorieuze winnaar.
Terug naar Nederland mijmer ik na over deze twee dagen in de Hel van het Noorden. Het contrast lijkt groot tussen de loopgraven van de Dodengang en het stof van kasseistroken, maar ook daar 'sterven' elk jaar de renners 'duizenden doden' op weg naar het Velodrome.
De namen van de soldaten uit de Britse Gemenebest staan gegrift op honderden panelen binnen en buiten de Menenpoort. Het is indrukwekkend om te zien. Van een klein regiment Sihks tot honderden Australiërs. Verder staan de namen van Canadezen en Nieuw-Zeelanders. En talloze Engelsen. En dan vergeten we de duizenden naamlozen die hier hun jeugd beëindigden.
We rijden de stad uit richting Diksmuide, zo'n half uur verder. Op de IJzerdijk passeren we de megalomane IJzertoren, die in bijna fascistische architectuur de oorlog herdenkt. We rijden verder langs de rivier de IJzer en komen uiteindelijk bij de Dodengang. Helaas is het museum al dicht, maar we lopen langs de dijk en kijken neer op een klein segment van de loopgraven, waarin vier jaar lang Belgische troepen probeerden een stuk grond op de Duitsers te veroveren. Vele sneuvelden en gaven hun naam aan deze plek. Het is er nu stil en verlaten en ook daarom ook bijna niet te bevatten dat hier vier jaar lang is gevochten met de vijand aan de overkant van de rivier. Het vooruitzicht van een zekere dood zal voor sommigen wellicht als een bevrijding hebben gegolden.
Het is 7 april en de lucht is blauw als ik op het balkon van ons hotel in Lille langzaam wakker wordt. Wanneer een paar honderd kilometer verder het startschot klinkt van een van de beroemste wielerklassiekers, rijden wij door de stad richting de finishplaats, Roubaix. Het navigatiesysteem leidt ons over de laatste kilometers richting het Velodrome. We parkeren de auto en lopen over de laatste kasseistrook, die hier keurig en gelijkmatig onder onze voeten ligt. Tussen de kasseien liggen de gedenkstenen aan alle winnaars van Parijs-Roubaix. We zien Fausto Coppi, Museeuw, Peter Post, Jan Raas, Hennie Kuiper en Servaas Knaven. Flarden van televisiebeelden uit mijn jeugd komen terug van heroïsche strijd in de modder of het stof.
We lopen onder het vod van de laatste kilometer richting het Velodrome. Bij de baan worden we even tegengehouden omdat we geen accreditatie hebben, maar gelukkig mogen we toch even een paar foto's schieten van het kleine stadion. De geluidsinstallatie wordt getest en de bekers voor de winnaars worden naar het middenterrein gebracht. Het is nog rustig hier en we lopen naar het clubhuis van de lokale wielerclub. Boven de bar hangen de namen en jaartallen van de winnaars. Aan de wanden prachtige foto's. De eersten happen in hun eerste bier van de dag. Wij lopen terug naar de auto.
Bijna zeventig kilometer verder ligt Quérénaing, een klein plaatsje tegen de Belgische grens. De route naar het dorp is afgesloten, maar een bereidwillige politieman geeft aan hoe we toch bij het parcours kunnen komen. Via Artres en smalle kasseiwegen bereiken het dorp. We parkeren de auto op een boerenpad langs het prikkeldraad en lopen richting Secteur 21, een driesterren strook van 2,5 kilometer. In de verte zien we een helicopter.
Net buiten het dorp beginnen de kasseien, een smalle weg waarin de tractoren twee lichte groeven hebben gereden. De weg loopt licht naar beneden en daarna weer langzaam omhoog richting de top van de volgende heuvel. We gaan op het laagste punt staan. Even later stoppen drie motoren voor onze neus, waaronder een cameraploeg van de NOS. We vragen of zij nieuws uit de koers hebben. Er blijken vier man voorop te liggen met een kleine voorsprong. Raymond ziet even later op een heuvel in de verte het langgerekte peleton richting Quérénaing komen. Voor ons passeren de eerste auto van de verschillende ploegen, ons bedekkend met opstuivend stof.
Dan is het zover. De kopgroep komt eraan. Ik heb mijn camera in de aanslag. Even later passeert een langgerekt peleton. Nu al staan de gezichten strak. Het publiek applaudiseert. En dan volgen de ploegauto's. Een halve minuut later nog meer renners, nu al gelost na 130 kilometer en nog 120 kilometer te gaan. Weer later nog meer renners, vooral van Euskatel. Deze lichtgewicht Basken stuiteren over deze veel te ruwe ondergrond die alleen door zware, met klei grootgeworden spierbundels overmeesterd kunnen worden.
In Valenciennes parkeren we de auto op het centrale plein. In het café nemen we plaats voor het televisiescherm en bestellen onze lunch en frambozenbier. Nog 80 kilometer koers. We genieten met volle teugen. De wedstrijd is prachtig, met hoofdrollen voor de Nederlanders Boom, Langeveld en Terpstra. Maar dan geeft Fabian Cancellara gas. Onze vaderlanders bijten slechts stof. Uiteindelijk is alleen Sep van Marcke in staat partij te bieden. Ze bereiken Hem en rijden de laatste kasseistrook op. De stenen waar wij vanochtend nog overheen liepen. Ze nemen de bocht naar het stadion en nemen het roemruchte 'hupje' de wielerbaan op. Een fascinerende sprint volgt, met de machtige Beer uit Bern als glorieuze winnaar.
Terug naar Nederland mijmer ik na over deze twee dagen in de Hel van het Noorden. Het contrast lijkt groot tussen de loopgraven van de Dodengang en het stof van kasseistroken, maar ook daar 'sterven' elk jaar de renners 'duizenden doden' op weg naar het Velodrome.
Abonneren op:
Posts (Atom)