Een doodgewone donderdagavond in Amsterdam. Lekker gegeten in Quartier Latin in de Utrechtsestraat en vervolgens naar theater Carré voor een voorstelling van Spamalot (waarover later meer). Ik maak mijn fiets vast aan de brug aan de Amstel en loop met twee vrienden het theater in.
Na afloop besluiten we nog een biertje te gaan drinken in de Sarphatistraat. Het café is niet erg gevuld en wellicht komt dat door de twee muzikanten die wanhopig proberen een versie van Brown Sugar van de Rolling Stones uit hun instrumenten te persen. Luisteren heeft geen zin, dus praten we nog wat na over de voorstelling. Plotsklaps schieten twee brandweerauto's met luide sirenes langs ons raam. Er zal wel ergens een fikkie zijn in de stad. We praten weer rustig door, totdat de vrienden weg moeten om hun treinen te halen naar Almere en Den Dolder.
Ik loop terug naar mijn fiets bij Carré. In de verte voor me zie ik auto's met zwaailichten. Het lijken wel de brandweerauto's en ze lijken vlak voor Carré te staan. Het theater zal toch niet in de hens zijn gevlogen? Dat blijkt gelukkig niet zo te zijn als ik bij Carré aankom. Ik passeer een brandweerauto en wil verder lopen naar de brug waar ik mijn fiets aan vast heb gemaakt, maar de weg wordt geblokkeerd door een rood-wit gestreept lint. Daarachter staat een dienstdoende agente. Ik vraag haar of ik naar mijn fiets mag die even verder staat. 'Helaas mijnheer, dat kan nu niet.' Ik vraag haar wat er aan de hand is en hoor dat er een woonboot in brand staat. Als ik langs haar kijk, zie ik dat er nog een brandweerauto staat en veel zwaar uitgedoste brandweerlieden, vlak bij de plek waar mijn fiets is. Althans, als-ie er nog is.
Ondertussen komen meerdere mensen aanfietsen over de kade. Sommigen doen net of ze het lint over de weg niet zien en willen er onder door. De agente spreekt ze kordaat aan en zegt dat ze om moeten fietsen. Ik kijk met enige verbazing naar de reacties van sommigen, zoals die van de fietser die, terwijl hij bukt om onder het lint door te komen, even later met droge ogen beweert dat hij het lint niet heeft gezien. Mooi staaltje acteerwerk en dat vlak voor Carré!
Ik vraag beleefd aan de agente of ik een sigaret mag opsteken. Je weet tenslotte nooit of je voor pyromaan wordt aangezien. Het mag en ik wacht rustig af, ondertussen fungerend als plaatsvervangend bewaker van het rood-witte lint en mensen terugsturend op hun fiets.
Een fietser meldt dat hij de eigenaar van de boot is. 'Dat is gek', zegt een andere agent, 'die is er al.' Later blijkt dat het om de kapitein gaat en dat de fietser de werkelijke eigenaar is. Toch moet ook hij wachten. 'U kunt nu toch niets doen en over vijf minuten is de schade net zo groot', spreekt de agent hem geruststellend toe, maar waarschijnlijk het tegenovergestelde effect bereikend.
Als er na twintig minuten fietsers van de andere kant onder het lint doorkomen, beseft mijn agente dat ze ook mij niet meer tegen kan houden. Ze complimenteert mij nog met mijn geciviliseerde gedrag: 'U verdient een pluim meneer. Was iedereen maar zo.' Ik bedank haar en loop glimlachend naar mijn fiets. Die staat nog onbeschadigd aan de brug. Ik stap op en rij naar huis. Pas een dag later lees ik dat het om een electrische rondvaartboot van rederij 't Smidtje ging waarbij kortsluiting is ontstaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten