dinsdag 16 maart 2010

Zuid Afrika 1996 (13)

De dag van de drie dames

De een heet Renée, de ander heet Jeanne. De derde heet Willy. Allen hebben gemeen dat ze met NWR-mannen zijn getrouwd. Ik ben een NWR-man, maar niet getrouwd. Het is maandagmorgen negen uur. De zon staat aan de hemel. De drie getrouwde mannen - laten we ze voor het gemak van Velzen, Hamersma en Diephout noemen (in omgekeerde alfabetische volgorde) - staan in pak klaar om de volkshuisvesting te verkennen in Zuid Afrika. De dames staan in vrijetijdskleding paraat om toeristische trekpleisters te bezichtigen in Zuid Afrika. We verlaten het bewaakte hotelterrein en rijden naar het noorden, richting Pretoria. Het eerste doel is al vanuit de verte te zien. Het Voortrekker monument ligt boven op een heuvel. Ik parkeer de auto in de schaduw van een boom en de videocamera en fototoestellen worden uit de achterbak gehaald. Deze imposante granieten kolos is het dan ook waard om op de gevoelige plaat te worden vastgelegd. Alhoewel slechts een kleine vijftig jaar oud, memoreert het aan de Grote Trek 150 jaar geleden van de Boeren die als eerste het binnenland van Zuid-Afrika binnentrokken (vandaar Voortrekkers). Binnen in het gebouw is dit in fraai gebeeldhouwde friezen tot leven geroepen. Op 16 December (de dag van de slag bij Bloedrivier) valt er een lichtstraal door de koepel op de woorden “Ons vir jou, Suid Africa”.
De volgende stop is de binnenstad van Pretoria. Een wat slaperige hoofdstad en dus goed vergelijkbaar met Den Haag. We stoppen aan de voet van de heuvel waar de Union Buildings zijn gevestigd, het parlement van Zuid Afrika en de plek waar de inauguratie van Nelson Mandela twee jaar geleden plaatsvond. Het parlement verhuist trouwens elk half jaar van Kaapstad naar Pretoria en vice versa. We beginnen aan de klim door het prachtige park en komen bij het uit zandsteen opgetrokken gebouw, met trekjes van Romeinse en Griekse tempels. Alhoewel ik het vorig jaar reeds heb gezien, ben ik weer onder de indruk. We lopen door het gebouw heen en klimmen verder op de heuvel erachter op zoek naar de botanische tuinen en een plek om koffie te drinken (vier Hollanders op pad en het is al elf uur geweest). Helaas, met een bezweet gelaat moet ik constateren dat de botanische tuinen hier niet liggen en dus moeten we weer terug naar beneden.
Volgende stop is het huis van Paul Kruger, de wat nors kijkende president van de Zuidafrikaanse Republiek aan het begin van deze eeuw. In tegenstelling tot veel historische gebouwen, waar de kostbaarheden achter glas of touwen zijn te bezichtigen, is hier alles vrij te bekijken. Je kunt op de stoelen zitten, het kleine orgel bespelen en zelfs op het zeer kleine bed gaan liggen. Zoals het goede burgers betaamd doen we dit natuurlijk niet. Het huis was redelijk modern voor die tijd, met een heuse ijskast en zelfs elektriciteit. Via het fraaie Church square lopen we terug naar de auto. Ondertussen hebben we natuurlijk onze koffie gedronken en kunnen we op weg naar het volgende doel.
De lucht betrekt als we in Cullinan aankomen, de plaats waar de grootste diamant aller tijden is gevonden (als ik mij niet vergis). Het is tijd voor de lunch. We zitten in een klein gezellig restaurant, waar we door een Afrikaans sprekende ober worden bediend. Buiten is het ondertussen hard gaan regenen. Toch besluiten we verder te gaan. Bij Ekandustria gaan we naar het noorden en komen, na enige navraag, bij een nagebouwd Ndebele-dorp aan. De Ndebele zijn bekend om hun fraaie kleding en om hun met felle kleuren en geometrische motieven versierde huizen. Het is zo waar droog als we de auto uitstappen. We zijn de enige toeristen hier en lopen het museumdorp binnen. Een gids komt aangesneld en begint enthousiast over de geschiedenis en de cultuur van de Ndebele (spreek uit als “Nedébele”) te praten. We kruipen met z’n vieren in een kleine hut. Ieder heeft zijn plaats in deze hut. Links zitten de vrouwen op de grond, rechts de mannen. Tegen de achterwand zitten de kinderen op een stenen bankje. Deze krijgen een betere plaats omdat zij de stam voort moeten zetten. Halverwege het dorp staat een hut met snuisterijen. Dit is te veel schoons voor Renée en Jeanne. Alles wordt bekeken en ik loop maar vast naar buiten. Een kwartier later komen de dames ook naar buiten, beladen met fraaie artikelen en een portemonnaie die iets dunner is geworden. We bekijken de rest van het dorp en stappen dan weer in de auto om huiswaarts te keren. Onderweg komen we tientallen bussen tegen met zwarte mijnwerkers die teruggaan naar de townships. Het is donker als we bij het hotel arriveren. Dick komt bezorgd naar buiten en informeert waarom we zo laat zijn. Het lijkt wel afgesproken werk want we antwoorden alle vier tegelijkertijd hetzelfde. “We hebben gewoon een gezellige dag gehad.”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten