Maar laat ik beginnen bij het begin. Ik reed afgelopen 11 juni weg uit Nederland. Ja, je leest het goed. Op de dag dat Nederland de finale speelde tegen Spanje vertrok ik uit mijn dierbare vaderland. De 'leeuw' hing in zijn 'hempje' aan de achteruitkijkspiegel om toch het geluk af te dwingen voor die avond. Bij Keulen was dat geluk even weg, want sloot ik in een file aan die een uur zou duren. Maar verder was het 'gaan, gaan, gaan op de Autobahn'. Rond twee uur besloot ik mijn 'vaste' hotel te bellen in Zwitserland. Natuurlijk was er plek die avond.
Verder door het mooie Duitsland. De heuvels, stadjes en bomen zoeven langs mij heen. Even aftappen en bijtanken en weer door. Daar is Basel al. Het modelspoorbaanlandschap van Zwitserland voelt weer vertrouwd. Het is een prachtige geordenheid waar ik van houd. Een uur later rij ik door Luzern en twintig minuten later stop ik voor mijn hotel aan het Vierwoudstatenmeer. Ik neem een kamer met 'Seesicht', want in het Nederlands betekent dat tenslotte 'meer'zicht.
's Avonds zit ik - met oranje pet - voor de televisie in de bar. De televisie is er net geplaatst op de piano en niet veel groter dan mijn computerscherm. Maar ik zit er pal voor en op ongeveer twee meter afstand. Ik mis geen grasspriet van deze wedstrijd. Naast me neemt een Zwitser plaats die voor Spanje is. Ik probeer het nog met "Raus", maar hij blijft rustig zitten. Nee, ik schrijf geen wedstrijdverslag. En ja, ik drink na de wedstrijd mijn geplengde tranen weg. De donkere silhouetten van de bergen zijn mijn laatste getuigen.
De volgende dag rij ik de tunnels in. De Seelisberg (9 km) en de Gotthard (18 km) en kom uit in het iets rommeliger landschap van Italiaans Zwitserland. De 'leeuw' bungelt niet meer aan mijn spiegel. De afslagen Belinzona en Lugano laat is rechts liggen. Bij Chiasso passeer ik de grens en rij richting Milaan. De creditcard zit in mijn borstzak voor de talrijke tolpoorten. Verder gaat mijn weg richting Bologna. Maar dan komt mijn 'vrouw' in de auto tot leven. Zij spreekt resoluut: Neem de volgende afslag. Ik volg haar terstond. Deze vrouw kan wel kaartlezen!
Dertig kilometer verder herzie ik mijn mening. Ze zit ernaast. Ik zoek mijn hotel, vermomd als een heus kasteel. Maar waar ik ook kijk - en in Italië is dat meestal naar boven op de berg - er is geen kasteel te zien. Op het centrale pleintje parkeer ik de auto en loop de taveerne binnen. Vier, wat oudere, kijken mij nieuwsgierig aan. Ik knik vriendelijk 'Sera' en loop door naar de bar. Daar vraag ik mijn beste Italiaans waar mijn kasteel is. De bardame glimlacht en komt achter de bar vandaan en loopt naar buiten. Ik volg haar. 'Bij de splitsing rechts en dan nog 12 kilometer.' 'Grazie' en stap weer richting auto. Via smalle kronkelwegen kom ik aan bij mijn onderkomen voor de nacht. Een heus kasteel met prachtige kamers. Ik ben de enige gast die avond en eet met lokale bevolking in het eethuis in het dorp. De wijn komt in een koele karaf en wordt gedronken uit stenen bekers. Een tevreden gevoel kruipt weer naar boven. Ik ben weer in mijn Bella Italia.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten