Vreemde gasten
Ik rij langs de westkust naar het zuiden. Na een tussenstop in Clanwilliam en een zeer aangenaam gesprek tijdens het eten met een echtpaar uit Johannesburg, rij ik door naar Tulbagh in het wijngebied. Ondertussen natuurlijk wel even naar de kust geweest en daar een schreeuwende kolonie Kaapse Gannets aanschouwt en geroken!
Tulbagh is een lieflijk plaatsje met nog oude Kaaphollandse architectuur. Ik boek een fantastische kamer in D’Oude Herberg en neem op deze hete middag maar eens een biertje. Het hotel annex restaurant wordt gerund door drie mannen, Julian, Jonathan en Leon. Julian is de eigenaar en ook in doen en laten de baas. Hij laat in conversaties duidelijk blijken dat hij de huidige regering maar een stelletje apen vindt. Jonathan spreekt meer dan zeven talen vloeiend, heeft zeventig landen in de wereld bezocht en heeft veel boeiende verhalen. Bovendien is hij een voortreffelijke kok. Ik heb nog nooit zulke lekkere waterblommetjes gegeten (het was dan ook de eerste keer). Leon is het stille type en zorgt voornamelijk voor de katten. Daarnaast is er een bijzonder figuur in het etablissement aanwezig, Max. Hij is de vader van Jonathan, maar als je had gezegd dat hij de moeder was, had ik je ook geloofd. Max is slechts 1.50 meter en heeft een eigenaardig en niet te beschrijven kapsel. Daarnaast draagt hij een grote “Buddy Holly”-achtige bril. De andere twee gasten zijn Olive en George, twee oudere Engelsen, waarbij in de conversatie bij de open haard redelijk vaak het woord “Lovely” valt. Kortom een bijzonder hotel.
Ik verlaat Tulbagh op zondagmorgen en rij door de Karoo naar Colesberg. Een groot gedeelte van de weg heb ik al eerder gereden in het najaar toen ik een weekje richting Kaapstad ging. De weg is eentonig en alleen via de kilometerteller weet ik dat ik verder kom, want aan het landschap valt dat moeilijk te ontdekken. Ik arriveer laat in de middag in Colesberg, waar ik in mijn “vertrouwde” hotel een kamer boek. Ik neem een douche en ga op bed verder lezen in mijn boek. De kamer naast me wordt bevolkt door een jong stel die, minuten nadat ze de kamer hebben betrokken, zich overgeven aan een luidruchtig liefdesspel, waarbij het hitsige gekreun door de schamele tussenwand dringt. Ze lusten er blijkbaar pap van, want ik mag nog twee keer die avond “genieten” van dit hoorspel.
Nico en Mieke trekken met een camper twee maanden door Zuid-Afrika. Ik kom ze tegen in de eetzaal van het hotel in het kamp Brandwag in het Golden Gate Highlands National Park. Ze wonen in Monnickendam, maar hebben een onvervalst Mokums accent. Het is prettig om weer eens Nederlands te babbelen en ik geef ze onbedoeld allerlei fantastische toeristische tips voor hun verdere reis.
Twee dagen later zit ik in het hotel in Royal Natal National Park in de Drakensbergen te midden van een grote groep in smetteloos wit geklede bowlers van boven de middelbare leeftijd. Ik ben aan mijn tweede voorgerecht bezig als ik word opgeschrikt door een roffel op mijn tafel. Nico en Mieke staan voor me. Bij de koffie praten we nog wat bij en nemen enthousiast afscheid met de afspraak om elkaar in Nederland weer te ontmoeten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten